KB 760 E68

ReadAboutContentsVersionsHelp
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 46

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 46

Din. Mijn lief 't wordt tijdt Om gaan. Ros. De hartog veins, en houw zijn togten binnen, Tot dat ik zonder zorg gebiede als koninginne. Binnen. Tan. Rosania bezit voor eerst dit rijk ter leen Tot voorstandt van de zoon (zoo't schijnt) en 't algemeen: Doch zal op 't lest den vorst (wanneer zy al de grooten Heeft aan haar zy gebraght) van 't reght der kroon verstooten, Dat is de reghte voet: want wort dit rijk gescheurt, 'T kan minder niet, of my valt mede een deel te beurt. Lucinde, de Koning, Rijntje, Floris. Ist mooglijk dat ik u noch end'lijk met mijn oogen Aaanschouwen mag? Kon. O ja, zulks staat in uw vermogen, Vermits gy oogen hebt, en heb ik ook mevrouw Geen oogen? Luc. Jae. Kon. Zo weet dat ik u ook aanschouw: Luc. Hoe word mijn naam gespelt door 't rijk op alle tongen, Als of ik door vergift had naar uw staat gedongen, O laster, daar ik niet in tegendeel 't gevaar En 't nijpen van de dood ontzien zouw, zo ik maar Mijn konings leven met mijn leven kon behoeden. Ik u vergeven lief! Kon. Schoon alle de gemoeden Des rijks, zo groot als klein, onkundig van 't verraad (Op my gemunt, doch niet gelukt) u deze daad Toeschrijven van 't vergift, gravin zo weet ik echter Dat gy onschuldig zijt; beveel u zaak den reghter, Die boven zit, dees brengh uw onschuldt aan den dagh,

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 47

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 47

En dees behoed u voor den schrikkelijken slag, En schantvlek in uw eer, tot nadeel van uw broeder En uw beroemde stam, dees zal de snode moeder, Met al wat my verraadt van 't schellemstuk bewust Tot gruis vermorsselen, dies zijt met my gerust. Luc. Hoe! spreekt gy met verstandt? Kon. Waar's mijn verstant te vinden? Zaght daar is volk, ik swijg, ja het is waar Lucinde, Gy wordt met recht door 't rijk van het vergift beticht, 'T zat in uw oogh, en ik ontfinght uit uw gezicht, Ik zegh het andermaal gy hebt uw vorst vergeven. Flo. Hoort hoe hy het bekent: Kon. Hoe berg ik best uw leven, Zal ik door kragt, of list u redden uit dees noot? Aylaas mijn lief! ik dught voor uw aanstaande dood, By stiefmoêrs helsche raad en hartog vast beslooten, Zy meenen door uw borst, maar my door 't hart te stooten: Domicio nam 't aan, waanneer ik u gevat Zou hebben in mijn arm, en laaten door de ?sadt (Alsof ik't had gedaan uit dolheit) dees geruchten Verspreiden. Luc. Ach wat raat? Kon. Gy kunt het niet ontvlughten, Het is op u gemunt, het staal is al gewet, Tenzy ik door zijn dood, die swaren slag belet. Luc. Aylaas ! Kon. Zacht, zacht, hy komt, ik zal die schelm verrassen, En in zijn trouwloos bloedt tot wraak mijn handen wassen, Daar hy zijn handen denkt te wassen in uw bloedt. Domicio, Rijntje, Floris, Koning, Lucinde. Men pas wel op de deur. Rijn. Men zal. Luc. Mijn lief gy moet

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 48

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 48

Een mislagh hebben door het derven van uw zinnen? Wat zouw Domicio doch met mijn dood gewinnen? Kon. Ja ik ben zinneloos, nu gy zoo weinig aght Op mijne woorden slaat, om niet te zijn verdaght Veins ik my dol, doch ben zo rijp als gy van oordeel, En dees bedachte vondt zal my noch eens tot voordeel Gedyen door de kracht der eed'le veinzery. Luc. Ist waar, wat zal ik doen, ay staat d'onnoos'le by. Kon. Loopt naar uw kamer toe, en neemt met haast een laken Van 't bedt, en rijght het toe, om zoo een zak te maken, Doch keert terstondt weêrom, en haalt my scherp geweer, Maar dat het niemand merk. Dom. Waarheen gravin? Luc. Mijn heer, Die dolle mensch begeert dat ik mijn feest gewaden, (Om zoo zijn bruidt te zijn) aantrek. Dom. Dat uw genade Den zinnelozen vorst dit weinig te geval Niet weiger toe te staan, ay ga mevrouw, hy zal Door 't vrundelijk onthaal van uw lieftallig wezen (Voor dees behaaglijk aen den koning) licht genezen, En't edel brein, dat nu beswalkt met damp op damp Geen teeken van vernuft vertoont, zal als een lamp Met oly opgevult, zijn oude luister geven. Luc. Ik vrees voor ongeval, doch echter wil ik 't leven Ten dienste van mijn vorst wel waagen, door de min Gemoedight, die ik draag, indien'er maar gewin Te hoopen zy. Dom. Zoo ist. Luc. Ik zal my dan verkleeden, En is mijn dood bestemt, ik breng mijn doodkleed mede,

Binnen.
Kon. Wie durft zo stout voor 't recht van 't wereltlijk bezit Verschijnen, en noch met gedekte hoofde naderen

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 49

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 49

Den Albanoizer troon by Oomen, en by Vaderen Zoo loffelijk bekleedt, doch nu bekleed by my, Die over d'aardtboôm heersch', en voer hier heerschappy. Dom. Een onderzaat ten dienst bereidt in alle deelen, Het geen zijn majesteit zijn dienaar zal beveelen, Genaamt Domicio. Kon. Handdadich aan 't verraad. Dom. Mijns wetens was ik nooit handdadich aan zulk quaat. Kon. Waarom bewaart men my? Dom. Uit vrees voor 's konings leven, Dat hy uit dolheit zich mocht zelf den dootsteek geven, Vermits zijn majesteit van zinnen is berooft. Kon. Zegt van mijn staf, dees hand, van kroon, 't gezalfde hooft, Mijn errefdeel berooft, door stiefmoérs loze lagen, Die haar 't gemeene volk ter leen heeft opgedragen, Verleit door valsche waan van mijn onzinnigheit: Maar neen, mijn hars'nen zijn zo kloek noch van beleit En oordeel, als het rijk voor dezen is gebleken, En ik als zinneloos word van mijn kroon versteken, Maar twijfelt gy daar aan of 't ergens in verscheelt, Men ondervraag my vry. Dom. Wat is de mensch? Kon. Een beeld, Een kleine werreldt, nae het beeld van God geschaapen. Dom. 'T is reght: wat is de ziel? Kon. Het lighaam schijnt te slaapen, Ja kan geen lighaam zijn, dat eenig leven heeft, Ten zy 't de ziel volmaak, en zo het leven geeft. Dom. Wat is genegentheidt? Kon. Yets dat het hert kan trekken Door liefde, en ook den mensch tot goed, of quaad verwekken. Dom. Des konings oordeel werd by my voor goed beproeft: Ik ben met vrees belaân. Kon. Domicio behoeft Geen vrees te hebben voor mijn ziel nu opgenomen

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 50

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 50

Van liefde; en gy mijn lief zijt end'lijk weêr gekomen. Lucinde weer uit. Dom. Wat brengt mevrou daar meê? Luc. Mijn doodkleed. Dom. Zoud zy ook Yets merken dat ik haar vermoorden zal? Kon. De pook: Luc. Daar isse. Kon. Zagt pas op: Dom. Wat heeft zy u gegeven? Kon. Dees brief, doch leest die vry. Dom. Ach hoe mijn leden beven. Kon. Nu, nu, verban die vrees, gelijk ik heb gezeit, En lees die door. Dom. Ik zal terstont haar majesteit Aandienen, hoe de vorst weer heer is van zijn zinnen. Kon. Om dat te toonen, zal ik 't eerst aan u beginnen. Houw daar, ontfang uw loon, tot proefstuk van mijn wraak. Dom. Ailaas! mijn dood verstrek den boozen tot een baak, 'k Heb na verdienste loon van 's konings hand genooten. Kon. Zo moet het allen gaan, die mijn bederf beslooten. Dom. Ay my! Kon. Langt my die zak, dat ik daar 't lijk in berg, Doch help, 't valt my alleen te swaar om doen: Luc. Ay! verg Een maagd doch om geen hulp, te swaar om doen voor vrouwen, Ik kan niet, ach ik schrik! Kon. Nu meugt gy wel vertrouwen Dat ik mijn zinnen heb, en om noch meerder blijk Te toonen van verstand, let op mijn doen, doch wijk Voor eerst ter zijd' in het vertrek, om zo de vlagen Van 't dreigend' ongeval t'ontgaan, ik zal de lagen (Door stiefmoêrs loze raad beleidt, zo schelms, als vals) Voorkomen, en die storm doen storten op haar hals, En aan haar aanhang zal ik my ten laatste wreeken:

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
Records 46 – 50 of 87