KB 760 E68

ReadAboutContentsVersionsHelp
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 36

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 36

Doch datmen Celio meê sluit in vaste slooten, Tot datmen haar verhoor voor 't lighaam van de groten, ('T geen nu de tijdt niet lijd) wie van hun schuldigh zy. Tan. Geen straf zo groot, die dees kan straffen na waardy. Ros. Wie zouw hier in het hof voor zulk een onheil duchten? Do. Haar geest komt weder, die haar daat'lijk scheen t'ontvlugten. Kon. Hoe nu verblinde hoop, wat spreekt gy van mijn dood, Ik ben onsterffelijk, uw koning heeft geen nood, Geen pijl, hoe scharp gedopt, kan op dees boezem hechten, Men schaff geweer, ik wil mijn vyanden beveghten. Din. Het is een sterk vergift: Dom. Het werkt wel. Ros. Het begin Is goed, wie hoopt nu niet? Kon. Wat wil al 't hoffgezin? Tan. Het komt, vermits hun vorst in flaaute wa gevallen, Zijn majesteit ten dienst: Kon. Ga heen, ik zeg u allen Dat my niets deert, dies gaat, off meent gy dat mijn bloedt Vergiftigt is, gy mist, ô neen de drank is goed, En was geenzints gemengt met spog van felle draken. Ros. Mijn zoon geeff u te rust: Kon. O neen de vorst moet waken Tot dat men deze zaak voldongen heeft, de bank Ontzeidt uw eisch: Dom. Men geeff de vorst een tegendrank Voor dat het sterk vergift door d'ad'ren is geloopen, Off anders sal de vorst het met de dood bekopen. Kon. Ik Zal de ned'richeidt noch zien int openbaar Verheven op den troon, de logen, waarheidt: maar Hoe kan dat zijn, heel wel, de waarheit is veel sterker. Fin. 'K heb Robbreght vast geset: Kon. Hoe! Robbrecht in den kerker? Wiens onbevlekte trouw de stralen van de Son Verr' overtreft in glans, den oorsprong en de bron

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 37

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 37

Van mijn behoudenis; gy schelmen gaat ter zijde, Het waar niet vorstlijk, dat ik dien, die my bevrijde voor 't nijpen vande dood, door zijne drank (op trouw Zijn koning toegezeit) niet weêr bevrijden zouw; Ga zeg den oor'logs god, dat hem u vorst verdagvaard, Hy gesp zijn harnas aan, en zwaai het bloedig slagswaardt Tot lossing van mijn vrund, ga zegh dat hy de poort Van 't wapenhuis ontzluit, op datmen 't geen behoort Tot dit ontzet geniet, het kruidt, het loot, de bussen En pieken vaardig houw tot stormen; ondertussen Brengt gy de ladders aan by dusent in't getal, Men steek de moordtrompet, dat gaat u voor, men val Den vyand aan; dat's goedt, hy laat zijn hielen kijken, Het kon niet minder of 't regt most den lauwer strijken, Verlost den hoeder van het koninglijk geslagt. Din. D'handadighst'aan 't verraad ist minst by hem verdagt; Fin. Zoo kan d'onwetentheidt zijn meeste vyand dragen. Kon. Ik ken d'handadigshst wel aan dees vervloekte lagen; Ros. Op wien vermoed gy't dan? Kon. Op u, op hem, op my, En op al 't hofgezin, hoe schoon voor 't oog het zy. Ros. Geveinsde vrundschap kan veel meer den mensch vervoeren Als openbaar bedrog: Kon. Soo ist, die schijnt te loeren Op d'Albanoiser kroon door lagen vol van nijdt, Daar ik door erffreght ben ten scepter ingewijdt. Din. Nu merk ik wie het oog heeft op de kroon gezlagen, Lucinde leid gewis zijn majesteit dees lagen, Om zo den koning als uitzinnig uit den troon Te schoppen, en den graaf te helpen aan de kroon, Men vat haar daar op aan. Tan. 'T is meer als eens gebleken Dat kroonzucht vrouwen deê na konings herten steken. Ros. Lucindes hert zoo vals, ik had het noit gelooft Din. Men roep den hopman hier.

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 38

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 38

Clo. Wat hopman heer? Din. Het hooft Des konings grote wacht; tot voorstand van de landen, Ist nodig datmen zluit Lucind' in vaste banden? Kon. Hoe nu, wie geeft die last; gy hopman van mijn waght Zie voor u wat gy doet, het kost uw kop. Ros. Men aght Geen zinnelozen meer, onnut den staf te zwajen. Kon. Zoekt zich Rosania dan in mijn troon te drajen, Of aght zy my voor dood, ik lijd het niet, ô neen, My komt de scepter toe, gy hieldt die maar ter leen, En zijt door vaders dood daar eeuwig van verstoten. Din. Zijn dolheidt neemt meer aan, hy dient vast opgesloten. Dom. 'K heb meêly met zijn quaal. Din. Men let daar op, zie toe Lijfwaghten dat de vorst zich zelven niet misdoe. Derde Bedrijf. Rosania, Dinardo, Tancredo, Domicio, met gevolg van adeldom, staatjongens en dienaars aan d'eene, en Filippo met de gemeente aan d'andere zijde. Din. KOmt hier ô adeldom uw ongeval betreuren, Gemeente, 't is nu tijdt om uw gewaadt te scheuren, Te zuchten om den vorst, in wiens doorluchtig bloed Erkent wierdt d'oude deught, die d'Othomanschen moed Gekneust heeft door 't geweldt des vaders, die ten beste Van 't Algemeen den kring van zijn beroemde vesten (Zoo menighmaal bestormt door Machomets geweld) Zoo dikmaal heeft verbreidt, zoo dikmaal heeft herstelt, Zoo dikmaal heeft gestut door 't schragen zijner schouderen: Maar ach! dees zoon scheen al de helden deughdt der ouderen Te willen overtreên mijn hoop voorzag't, ten waar Dit ongeluk den vorst, en't vaderland (te swaar

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 39

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 39

Om dragen, en al't rijk te lastig] was beschooren, Waar door hy zin'loos wiert, en wy die hoop verlooren; Maar nademaal dit rijk ten zy mer in voorziet, Te waghten staat een slag van groter landt verdriet Door 't derven van een hooft in noodt en tegenspoeden, Daar ons de Turk meê dreight, zoo dienen de gemoeden Wel eens te zijn, een hooft te kiezen uit den Raad, Tot dat de razerny des konings overgaat; Men kies dan 't opperhooft tot voorstand van de landen, Voor dat het wert te laat: maar duid het niet tot schande En opgeblazentheidt, indien ik door mijn daân, Waar in ik niemand wijk, zogt na dees staf te staân, En ook aanvaarden zou mijn vorst en 't land ten voordeel, Ten waar de bedgenoot van Flippes na mijn oordeel, Mevrouw Rosania de naast waar aan dees kroon, Die uit medogentheidt den zinnelozen zoon, Het vaderland, en d'asch haars bedgenoots ter wille Gelieve met haar raad d'oplopentheidt te stille Van zoo veel haats en nijdt, die anders uit dees keur Te dughten stond, zoo krijght dees staat, noch krak, noch scheur. Tan. Wat lauwerkrans de deughd in d'oorlog heeft verkregen, Die, die zich zelf verwint, behaalt de meeste zege. Kloekmoedig hartog, die ten beste van 't gemeen Der Albanoiseren wel waardigh zijt ter leen (Zoo langh dit ongeval den koning treft) t'aanvaarden Den scepter van dit rijk door uw verdienste en waarde, En noghtans traght mevrouw te wijden op den stoel Van 't konigklijk ontzagh, gy hebt, zoo ik gevoel, Door d'eerste trouw verknoght, gekeurt de reghste zijde: Dom. En ik geen nader weet op deze troon te wijde. Fil. En nooit zal dees gemeent uw wijse majesteyt Den kroon ontzeggen door den raad haar toegeleidt: Ros. Gy heeren die met reght in dees benaude dagen Een welbedaghter hooft ter leen dient op te dragen, Gedurend 't ongeval des konings, het gebied

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 40

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 40

Den naaste aan Flippes bloedt, en echter ziende niet Op eigen voordeel, dat meest alle man kan dwingen, My door uw aller keur 't gebied schijnt op te dringen, Dat vry een sterker klem, dan handen van een vrouw In deze noot vereischt, een vrouw, die door de trouw Den vader van uw vorst bestont, en niet in bloede Yet reghts heeft, en nadien noch echter de gemoeden Der vorsten van dit land, (veel nader aan dees troon Door erfrecht en door bloedt) my off'ren staf en kroon, Zoo heb ik meerder stof u allen dank te weeten: Maar nademaal men ziet veel eer ter neêr gezmeten Door jupijns donderslagh tot morsel en tot gruis 'T hoogh koningklijk gebouw, dan lage harders huis, Zoo vrees ik dat my meê die donderzlagh mocht treffen, Derhalve dat uw keur een ander hooft verheffe Tot deze kroon; en my met eenen geef verloff. Gy heeren ik verzoek om in mijn vaders hoff (Na dien mijn Flippes zoon is in 't verstandt geslaagen) Een vry geruster kroon op deze kruin te draagen. Din. Hoe nu hoogwaarde vrou aan Flippes kroost verplicht Door Flippes trouw verknocht, zult gy dit rijk zoo licht Uw bystand weigeren, tot heil van volk en Steeden, En trekken na het hoff uws vaders vol van vrede; Indien een andre keur tot groter nadeel strek, Uw hoogheidt draaght de schuld, dies waght u voor die vlek: Des rijx gerustheit hanght alleenig int aanvaarden Der opgedrage maght: Tan. Wy buigen ons ter aarde En vallen u te voet, aanschouw in welk een staat Dat gy het vaderlandt, en Flippes onderzaat Verlaaten zouwt, berooft van hooft, zouw 't rijk ten lesten Vervallen aan den Turk voor roof en buit ten besten: Fil. O groote koningin, het nijpen vande nood Dreigt ons met burgertwist, behoed ons in uw schoot, En neemt dees scepter aan, zo zult gy daar door stuiten

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
Records 36 – 40 of 87