KB 760 E68

ReadAboutContentsVersionsHelp
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 26

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 26

En ik zouw na zijn dood dees kroon doch niet genieten, Noch iemand, van 't geheim en aan zijn moord verdagt, De kaizer quam ons op met al d'uitheemsche maght, En onder schijn van wraak om konings dood te wreeken, Zouw d'Albanoiser kroon, licht voor zijn zoon bespreeken, De Turk end'Onger zouw licht tragten meê na deel Te hebben aan dees kroon, door 't binnenlands krakkeel; Dies om den Kaizer, Turk, en 't Ongersch heir te vlieden, Zal ik hem door mijn raad een sterke drank doen zieden, Die hem 't verstand beneem, en egter 't leven spaar, Zo doende steltmen kroon, noch leven in in gevaar, En d'onderdaan en zal geen zinneloze dulden. Maar ligt Rosania voor koninginne hulden; En gy als koning zult gebieden over 't land. Tan. O vreemde listigheid! Din. O goddelik verstand! Dom. O nooit gehoorde vond, die zonder bloed te plengen Den dwingland onder, en u op den troon zal brengen! Tan. Hoe krijgtmen onverdagt den vorst dees drank in't lijff? Din. Hier schort het daar ik met mijn list in hangen bijf. Ros. Men leg die last op my, die 't dus verd heb besteken, Den drankbereider, die hem op past, zal ik spreken, En zien zo veel te weeg te brengen by die man, Dat hy dees zyde kies, en niet te rug weêr kan: Daar list ontbreekt zal 't goud hem van zyn pligt verrukken, En steunend' op zijn trou, en kant ons niet mislukken; Gy heeren weet dat hy gewoon is alle daag Een drank te nuttigen voor quelling in zijn maag; En't maken van die drank durft hy een duitsch betrouwen, Hier kan dees met gemak zulk mengsel onder brouwen, Het welk hem zijn verstand en reed'likheidt ontrooff, Wy niet verdagt, en die in al te goed gelooff: Din. 'T is alles wel bedagt, princeese hoog van waarde; Is dat het wel gelukt gy zult dees kroon aanvaarde. Dom. Men stel dit straks in't werk, de tijd geen uitstel lijd.

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 27

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 27

Din. Zoo doet hy niet. Ros. Mijn heer vertrouw het aan mijn vlijd. Twede Bedrijf.

De Koning, Lucinde. Luc. IK hou den vorst nu voor mijn enigsten behoeder. Kon. Ik heb des veldheers ampt gegeven aan uw broeder; Om u deed ik gravin den hartog ongelijk, Die dubbeld waardig was het veldheers ampt: wat blijk Van liefde kan ik meêr mijn ziels voogdesse geven? Luc. Tot een erkentenis aanvaard mijn ziel en leven, Mijn leven, dat ik doch door uwe hulp behiel, Mijn ziel, die hier niet woont, maar huisvest in uw ziel, En mogt mijn wensch voldoen, daar maght niets uit kan reghten, Ik zou de Duitsche kroon op uwe hairen heghten; Hoe staat het al ten hoof met Flippes bedgenoot? Is noch Rosania van opset even snoot, Die tegens u mijn vorst te grimmig en verbolgen By konings leven was? hoe durft die noch vervolgen Door hooghmoed uwe jeugd, gebooren tot de kroon En scepter van dit rijk? Kon. Toen hoonde zy de zoon Des konings: maer nu zou zy zelf den koning hoonen, Zy vreest en is bedught, dat ik mijn lief zal kroonen, Ik merk veranderingh van opzet en beraad, Nu zy voorziet de glans van uw verheven staat, Zy wagt geen meerder ligt van eens verdweenen stralen. Mijn zon rees op, terwijl haar zon begon te daalen, Het erfreght hielp my aan den scepter van dit rijk, Het is dan meer als tijdt, dat zy de vlagh nu strijk. Luc. Hoe breder ô mijn lieff u stralen zich verspreiden. Hoe groter schaduwen u volgen en geleiden, Ik zagh uw opgangh en ik vrees uw' ondergangh,

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 28

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 28

En houw niet op van vrees, voor dat die loze slangh (Die door haar quispelen uw voeten schijnt te strelen) Waar onder dat zy zal haar personaadje spelen, Zy by de nek gevat, voor 't spuwen van 't venijn, Geen lozer volk ten hoof, als vrunden inde schijn, En schoon zy voor uw glans haar haat schijnt in te kroppen, Ziet zy gelegentheyt het kost gekroonde koppen: Want nimmer schatte zy het konings bloed zoo dier Als 't wel te schatten is; zy tragt na 't land bestier: Geen pest, hoe zeer ten val vervloekt in koningrijken Is by d'onlesbre haat eens vrouws te vergelijken: Rosania die veinst, vertrouw haar niet te veel, Mijn raad gevolgt, men vat die slang dan by de keel Tot zy te stikken komt, zoo zal zy niet besmetten Dit rijk met haar vergift. Kon. Men zal daar stip op letten, U raad is redelijk: Tebandro. Hier op het binnen hof Verzoekt een statig man het koninglijk verlot, Om daat'lik inder yl zijn majesteit te spreken? Kon. Hoe nu Tebandro zijn uw oogen uit gesteken, En ziet gy niet dat ik Lucindes licht aanschouw? Teb. Wat wil zijn majesteit? Kon. Gae vraag wie 't is : mevrouw 'T is stout, in haast gehoor te zoeken by een koning, Noch stouter, nu 't verzoek geschiet in uwe woning, Daar ik in vryheid met mijn lief te spreken dagt. Luc. Mijn vorst zulks trekt tot eer van my, en mijn geslaght. Teb. Hy wil den eed'len naam uws onderdaans bekleden. Kon. Mijn dienaar steurt mijn vreugd, hoe nu, wat ydelheden; En draagt hy geen ontzag, ik sweer hy sterven zal. Luc. De koning hoor hem eerst, voor hy hem doem ten val. Kon. Vraagh in wat ampt, dat hy mijn dienaars naam mag dragen:

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 29

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 29

Teb. Ik gae: O vorst ik ken niet van hem zijn ontslagen, Die man verzoekt met haast gehoor, noch even stout, Hy zeid uw majesteit zijn dranken hem vertrouwt. Kon. 'T is Robbrecht na ik hoor, men laat hem binnenkoomen. Tebandro, Robbrecht. Teb. Dees is de man. Rob. Ik kus nu met ontzich de zoomen Van uw gewaad. Kon. Vaar voort. Rob. Eer ik mijn zaak ontdek Ist nodig, dat mevrouw Lucinde, en dees vertrek. Kon. Uw heusheid laat my toe, dat ik 't geheim mag hooren. Luc. Ik ga, de vorst gebied'. Kon. O neen mijn uitverkooren, Met uw verlof mevrouw: Tebandro sluit de deur En houw daar buitenwaght, dat niemand ons en steur. Binnen. Rob. Om met welspreekentheidt mijn konings oor te vleyën Gelijk de hoveling, zou nu de tijdt niet lyên, Ook ben ik in die stijl van jongs niet opgevoed, Dit dar ik zeggen, dat, hoe wel geringh van bloed, En niet uit eed'len stam van ouderen gesprooten, Mijn hert, hoe slegt, nogtans iet aad'liks heeft besloten (Vermits in ware deugd, eerst adeldom bestaat) Om dan in moeders stijl te komen totter daat Zoo seg ik, dat. Kon. Nu voort. Rob. Dat. Kon. Waar na zult gy wagten, Wel Robbreght speelt het oog, of speelen uw gedagten? Rob. O ja mijn vorst, het oog, speelt op die schildery, Ik dugt ook voor haar tong, men kies een ander zy,

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 30

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 30

Ik zou dit ongeval ook al te dier besuuren, Kon. Ist dan zoo wightig? Rob. Och! en hebben deze muuren Geen ooren, want door 't oor de tong, de tong bekladt. Kon. En hebt geen vrees, ik blijf u borg: Rob. Zoo zeg ik, dat De hartog, en mevrouw Rosania besloten, Des konings val, versterkt met vele vande groten, Of zo men 't leven spaar, zoo geld het uw verstand, Om u den breidel zo te wringen uitter hand, Men dingt vast na uw kroon: Kon. Op welker wijs, laat horen: Rob. Men heeft vergeefs met goudt gedagt mijn trouw te smoren, Die niet te smoren is; ten koste van mijn hooft, Nam ik haar schatten aan, en heb haar hulp belooft, Om in uw uchtenddrank zodanig kruit te stampen, 'T welk u 't verstand beneem, nu vrees ik voor geen rampen, Noch wat hun haat my dreigt, bevrijt in uwe schoot, Ontdek ik u 't verraad van Flippes bedgenoot, En mijne trouw, zo 't scheen vervalscht, door haar vermogen. Kon. Waar zijt gy vrund van daan? Rob. Tot Augsburg opgetogen: Mijn afkomst slegt, nochtans mijn ziel de zon gelijk, Die, schoon hy blinkt int slijk, geen vlek en krijgt van 't slijk. Kon. Gy zijt mijn Rafaël, bewaarder en behoeder, Wie had zulks toevertrouwt aan die geveinsde moeder. Wat staat my nu te doen voor dit vergift en gal, Vervloekt, hoewel vergeefs, gemengt tot mijnen val. Ik heb my al bedagt, en stel mijn kroon, en leven Aan uwe trouw, gy zult die slang te kennen geven, Dat gy 't vergiftig kruid hebt in mijn drank gedaan, En na het nuttigen van dien, zal ik bestaan Een zinneloze rol geveinsdelik te speelen, En midlerwijl mijn lot aan God en u bevelen, Tot ik d'aanhangers ken van die vervloekte pest,

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
Records 26 – 30 of 87