1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 48

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Een mislagh hebben door het derven van uw zinnen?
Wat zouw Domicio doch met mijn dood gewinnen?
Kon. Ja ik ben zinneloos, nu gy zoo weinig aght
Op mijne woorden slaat, om niet te zijn verdaght
Veins ik my dol, doch ben zo rijp als gy van oordeel,
En dees bedachte vondt zal my noch eens tot voordeel
Gedyen door de kracht der eed'le veinzery.
Luc. Ist waar, wat zal ik doen, ay staat d'onnoos'le by.
Kon. Loopt naar uw kamer toe, en neemt met haast een laken
Van 't bedt, en rijght het toe, om zoo een zak te maken,
Doch keert terstondt weêrom, en haalt my scherp geweer,
Maar dat het niemand merk.
Dom. Waarheen gravin?
Luc. Mijn heer,
Die dolle mensch begeert dat ik mijn feest gewaden,
(Om zoo zijn bruidt te zijn) aantrek.
Dom. Dat uw genade
Den zinnelozen vorst dit weinig te geval
Niet weiger toe te staan, ay ga mevrouw, hy zal
Door 't vrundelijk onthaal van uw lieftallig wezen
(Voor dees behaaglijk aen den koning) licht genezen,
En't edel brein, dat nu beswalkt met damp op damp
Geen teeken van vernuft vertoont, zal als een lamp
Met oly opgevult, zijn oude luister geven.
Luc. Ik vrees voor ongeval, doch echter wil ik 't leven
Ten dienste van mijn vorst wel waagen, door de min
Gemoedight, die ik draag, indien'er maar gewin
Te hoopen zy.
Dom. Zoo ist.
Luc. Ik zal my dan verkleeden,
En is mijn dood bestemt, ik breng mijn doodkleed mede,

Binnen.
Kon. Wie durft zo stout voor 't recht van 't wereltlijk bezit
Verschijnen, en noch met gedekte hoofde naderen

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page