KB 760 E68

ReadAboutContentsVersionsHelp
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 41

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 41

Den val van duizenden die uit dees keur kan spruiten, En dees bedroefde staat gedompelt inde rouw herstellen in zijn plooy: wy zullen, ô mevrouw, Niet rijzen; of ten zy uw deughdt dien slag wil schutten, En d'Albanoiser troon aan't wank'len onderstutten. Ros. Staat op, vermits het strekt tot voordeel van dit rijk Neem ik dees scepter aan mijn zoon te wil, en't lijk Mijns bedgenoots; hoewel gedwongen, om te stoppen Dees bloedwel, die het rijk ten koste van veel koppen Op deze kroon verzot, veel onheil had bereit. Tan. Die bloedwel is gestopt. Alt'smen. Lang leef haar Majesteit. Din. Gy heeren en gemeent' om zoo wel d'onderzaaten Van 't Albanois gebiedt, als 't hooft van andre staaten Op alles te voldoen; waarom men Flippes zoon Den koning onsen vorst den naast' aan deze kroon, Verzet heeft, en mevrouw tot deze troon verkoren Zult gy te zamen zien, en uit zijn reden horen. De Koning, Rijntje, en Floris. Rijn. Hier is zijn majesteit. Kon. Nu merk ik het verraad. Din. De koning neem zijn plaats na waarde van zijn staat, En zet zich op den stoel, bekleed by zijnen vader. Tan. Hy geeft geen antwoort, laas het wert met hem veel quader. Ros. Hoe wild vliegt dat gezicht in't voorhooft gints en weêr. Din. Ik vraag hem, of hy my wel langer kent: mijn heer Kent gy my niet? Kon. Zeer wel. Din. Wie ben ik dan? Kon. Het voorbeeldt Van een doortrapte schelm. Din. Nu hoort gy hoe hy oordeelt. Ros. En wie ben ik mijn vorst?

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 42

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 42

Kon. Gy zijt de bed genoot Van die doortrapte schelm, en hengelt na mijn dood; Gy wilt door uw gezicht mijn schoonste glans verdoven, Gy hebt al meê geleert wat mannen kan beroven Van 't wezen, dat haar eerst gegeven was, gelijk Ons moeder Eva deê. Din. Wat wilmen meerder blijk? Tan. En wie zijn wy mijn vorst? Kon. Gy, kleine bondgenooten Van Evaas appel, die de voetstap van de grooten| Doortrapte schelmen volght. Dom. Aylaas! ik zie geen hoop, De zinnen zijn van huis, het hooft is opter loop. Din. De koning schrijf een brieff. Kon. Aan wien? Din. Aan my, of dezen. Kon. 'T geen ik u zeggen kan, behoeft gy niet te leezen, Gy wild noch dat ik schrijf; of is nu zulx 't gebruik: Maar houd ik vat het al, 't zint gy dit kleet ter sluik Aanvaarde met bedroch en schelmery bestreeken, Ben ik en 't hofgezin van uw gezicht versteeken; Want een verrader laat zich nooit van voren zien: Maar wel van aghteren: doch nu, ik schrijf aan dien, Die my bevrijden zal voor uw verborge lagen. Ros. Tancredo hebt gy voor Lucinde zorg gedragen? Tan. Vorstin ik heb het slot versterkt met dubb'le wacht. Dom. Ik ducht dat Morosin nu buiten met de macht Van 't Albanoizer heir met zijn aanhangelingen De zy van Machomet zal kiezen: want wy vingen Lucinde zonder reên, en wreeken deze schand Van buiten door geweldt, van binnen door verstand En heimelijk verbondt, tot onzen val geswooren. Din. Gy ducht met reên voor 't lot, men ziet het nooit van vooren. Ros. men weêr ons ongeval, en luister na mijn raad. Din. Haar majesteit die zeg op welker wijs:

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 43

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 43

Ros. Men laat Den zinnelozen 't licht van zijn Lucindes ogen Aanschouwen, onderwijl wanneer hy opgetogen Dit vrouwe beeldt omhelst in zoo veel minnegloet Van lonkjens, als het oog de tong verstrekt, dan moet Dees, off een ander, daar men zich op mag verlaaten, Lucinde met een pook doorsteeken, en de straaten Vervullen met gerught, als of de vorst, verwoet En zinneloos, zijn hand besmet hadt met het bloed, En 's graven Susters borst moordadighlijk doorsteken, Zo doende kan hy zich aan niemand nader wreeken, Dan aan Anthony, tot een zoen van zusters lijk, En wy aan geen verraad verdaght, behouden 't rijk: Din. 'T is meer als wel bedaght. Dom. De koning heeft geschreven. Din. Laat zien, wien zal hy die van al 't gezelschap geven. Kon. Daar is de brief: Din. Mijn vorst wat staat daar in? Kon. Gy zult Het lezen, opent hem en hebt zoo lang gedult: Wat staat my nu te doen, hoe zal ik my best dragen Om t'effens met de kroon het leven niet te waagen. Geveinsheidt bergt my 't lijf, doch stoot my uit bezit Als onbequaam, en helpt aan 't langh beoogde wit, Van mijn geërfde toon, mijn aangehuwde moeder, Ik veins my dan om best noch dolder en verwoeder. Din. Aylaas dees letteren der koninglijke hand (Door efreght toegewijd de scepter van van dit land) Getuigen al te veel, hoe dat den zinnen speelen, Men geef gehoor, ik zal u d'inhoudt mede deelen.

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 44

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 44

Opschrift: Aan den grooten koning schrijft Abel tegens Cain zijnen broeder met bloedt int zandt, waar langs dat snel de hemelsche Nectar vliedt.

Briefs inhout: HEer, onder wiens voeten d'aartbodem steunt, en d'engelen vreesen, die ootmodig uwe voeten kussen, en van wiens onbegrijpelijke en heilig handt Apollos lamp haar licht ontfangt: Cäin verblindt zijnde door de rook van sijn tarruw, en benijdende mijn lam, heeft zijn hand met mijn bloedt gevlakt, ik roep wraak voor u, nu ik onschuldi sterf, doch dood hem niet heer: maar laat hem zidderen voor de straf, laat Adam niet scheijen, door dien ik hoop en verlang na de wraak.

Dom. Aylaas wie vat den zin, in inhoudt van dit bladt? Kon. Hoe nu me jonker, of gy schoon de zin niet vat, Het schort u aan 't begrip, het zijn verborge schatten, Die by geen menschen, maar daar boven zijn te vatten; Wech, wech ter zijde, zie daar vliegt zy na de troon Van 't hoogh verheve slot, met starren even schoon, En Zon en sulf're Maan tot pronkzel van 't getimmer, En het vergulde huis bezaait, alwaarmen nimmer Voor brieven brenggeldt geeft, daar mijn reghtvaardigheit Wat lager als de troon een zeetel is bereit, Zie daar mijn vrunden, zie, zy is al in de handen Eens opperkonings, die de wateren, en landen Van een gescheiden heeft, hy straat mijn vryheid toe, Ik ben verlost, dies weest met my verheucht: maar hoe Kan ik noch zijn verheught, daar heele en halve goden Met schulp en mosch gedost door god Neptuin ontboden, My storten op den hals, en met een naar getoet, In plaats van moordtrompet, aanleggen my de voet Te lichten uit den troon de schuimgoddes ter wille;

Last edit over 3 years ago by Ben Companjen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 45

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 45

Dat zee gedrocht is met mijn kroon noch niet te stille; Maar spalkt haar kaaken op, en laat haar kiezen zien, Veel scherper als een vlijm, om my de punt te bien, En in haar holle maagh, te diep om grondt te peilen, Te slokken: maar ik heb gereet vier hondert zeilen, Met veertig duzent man gemand, om meê ten strtijdt Te trekken, schoon de list, bedriegery, en nijdt, En al wat schellems is, mijns vyands zy verkiezen: Noch heb ik moedts genoegh, en kan het niet verliezen: Mijn vyand vreest gy niet, de naakte waarheidt zal Hier Ammiraal zijn, het bedroch houw nu maar stal; En om de laagen, door de list beleidt, t'ontvlieden, Zal mijn voorzichtigheit als tweede hulp gebieden, En houwden oogh in't zeil op 't schip daar mijn geduldt Voor ballast onder 't ruim de laaste boôm vervult. De wind is goedt, steek aff, men ruk de poorten open, Geef vuur, die 't niet ontwijkt zal 't met de dood bekopen; Loef, loef, dat gaat u voor, vaar wel mijn vaderlandt, Tot ik den zeegod wring den gaffel uitter handt, En op mijn zeetel treê; zoo gaat het recht zijn gangen: Din. Men vat hem. Kon. Hoe! wie durft de naakte waarheit vangen? Ros. Mijn kamerwaght treê toe, en breng den koning by Des graven zuster, of de koorts van raserny. Voor 't rijk beklaagelijk, in 't bekkeneel geslaagen Door haar gezicht verdween, en temde deze vlaagen. Din. Wie voerdt dees aanzlagh uit? Dom. Indien men 't my vertrouwt, Ik zal Lucinde doon, ja aght geen stuk te stout: Kan uit haar dood mijn heer maar nut en voordeel trekken. Din. Gy zult uw loon zien, en een proef van trouw verstrekken Indien het wel gelukt. Dom. Vertrouw het aan mijn vlijt. Ik ga. Ros. Domicio vaar wel.

Last edit over 3 years ago by Ben Companjen
Records 41 – 45 of 87