1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 50

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Van liefde; en gy mijn lief zijt end'lijk weêr gekomen.
Lucinde weer uit.
Dom. Wat brengt mevrou daar meê?
Luc. Mijn doodkleed.
Dom. Zoud zy ook
Yets merken dat ik haar vermoorden zal?
Kon. De pook:
Luc. Daar isse.
Kon. Zagt pas op:
Dom. Wat heeft zy u gegeven?
Kon. Dees brief, doch leest die vry.
Dom. Ach hoe mijn leden beven.
Kon. Nu, nu, verban die vrees, gelijk ik heb gezeit,
En lees die door.
Dom. Ik zal terstont haar majesteit
Aandienen, hoe de vorst weer heer is van zijn zinnen.
Kon. Om dat te toonen, zal ik 't eerst aan u beginnen.
Houw daar, ontfang uw loon, tot proefstuk van mijn wraak.
Dom. Ailaas! mijn dood verstrek den boozen tot een baak,
'k Heb na verdienste loon van 's konings hand genooten.
Kon. Zo moet het allen gaan, die mijn bederf beslooten.
Dom. Ay my!
Kon. Langt my die zak, dat ik daar 't lijk in berg,
Doch help, 't valt my alleen te swaar om doen:
Luc. Ay! verg
Een maagd doch om geen hulp, te swaar om doen voor vrouwen,
Ik kan niet, ach ik schrik!
Kon. Nu meugt gy wel vertrouwen
Dat ik mijn zinnen heb, en om noch meerder blijk
Te toonen van verstand, let op mijn doen, doch wijk
Voor eerst ter zijd' in het vertrek, om zo de vlagen
Van 't dreigend' ongeval t'ontgaan, ik zal de lagen
(Door stiefmoêrs loze raad beleidt, zo schelms, als vals)
Voorkomen, en die storm doen storten op haar hals,
En aan haar aanhang zal ik my ten laatste wreeken:

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page