1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 51

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Maar gy mijn lief, 't wort tijdt, wildt u doch hier versteeken,
Op dat u niemant zie, en breng in swaarder nood.
Moord, moord.
Koning, Reyntje, Floris.
Rijn. Wat isser gaands?
Kon. Ailaas! Lucind' is dood,
Dat overschoone beeld, beticht ter quader uure
Van het vergift, hoewel onschuldig, most besuuren
Dien yselijken steek van zijn verraders dolk;
Hy wond haar in dit kleed, en is nu by het volk,
Dat licht geloovig is, van hare dood de bode,
Als of ik 't had gedaan, my latend' by de dode,
Hoewel ik beter weet.
Flo. Zo leid het lighaam daar?
Kon. Ach ja! door dien mijn ziel ontkomen is 't gevaar
Des doods: Domicio, nu reinig uw geweeten
Van al mijn schelmery, gy hebt u wel gequeeten,
Lucindes zuiv're ziel rust onder de tapijt
Des hemels, en is voor die moorder daar bevrijt,
Noch hoeft zijn lagen, noch zijn dolk niet meêr te vreezen,
Laat ik haar noch eens zien.
Rijn. O neen, ten mach niet weezen,
Vermits des konings ziel te zeer ontstellen zouw.
Kon. Ailaas vermoorde maagd!
Flor. Wy hebben last dees vrouw
Te werpen in die put.
Kon. Hoe vrunden zo verbolgen?
Zal dit haar uitvaart zijn? zal haar geen eersleep volgen
Van joff'ren in den rouw, met jammerlijke schijn?
Zo volg ik achter aan.
Flor. Hoe kunt gy droevig zijn?
Nadien gy zelf dees maagd moordadig bragt om 't leven,
Wild doch Domicio dan daar geen schuld van geven.

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page