KB 760 E68

ReadAboutContentsVersionsHelp
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 66

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 66

Zo ben ik zonder zon, zo ben ik zonder rust, Tot dat ik ben, ô dood! uw haaven ingelopen, Daar leydt alleen mijn rust. Lucinde in herderinne gewaad met een mantje met Fruit, de Koning, Floris en Rijntje Luc.Nadien gy niet wilt koopen, Zo zal ik dit de vorst vereeren. Flo. Herderin Blijff staan, het magh niet zijn, door dien de koningin Wel strikt zulks aan de waght op lijf straf heeft verbooden. Kon. Hout, wat is daar te doen? Luc. Och heerschop deze snode, Zo als ik met dit fruit voorby quam, braghten my Hier binnen, en nu ik hier ben, nu willen zy Niet koopen, maar hoe ist met jou althans geschaapen? Kon. Niet al te wel, ik ben dood krank. Luc. Och heer! de knaapen En herderinnen zijn in 't dorp met jou begaan, Vermits jou het verstandt wat avrechts heeft gestaan. Flo. Komt meisje jy moet voort. Rijn. Wat laat de meidt hem spreeken: Flo. Maar Rijntje zoons dit niet zuur komt op te breeken, Haar majesteit heeft zulks ons op den hals verboôn, Gelijk gy weet. Rijn. Dats waar, hoe weet zy dit, en schoon De koningin het wist, daar is niet aan geleegen, Het is een slegte meid. Ik ben van uwent weegen Bedroeft, de vorst te zien in zulk een swakke schijn: Schep moed mijnheer, schep moed: Kon. Zo 's hemels medecijn My niet te hulp en komt, zo gaat uw vorst verlooren: Maar waar zijt gy van daan?

Last edit about 6 years ago by Ton Harmsen
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 67

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 67

Luc. In 't naaste dorp gebooren, Kon. In 't naaste dorp, aylaas! onthouwt zich daar geen zon, Die uit mijn oogen perst een beek, en zoute bron, kent gy die schone niet, ay geef my eenig teeken, zo gy haar kent, off heeft s' haar elders weer versteeken? Luc. My dunkt gy hebt alreets vergeeten haar gelaat, Vermits gy haar niet kent, terwijl zy voor u staat. Kon. Mijn twede helft zijt gy 't, hoe durft gy dit noch waagen? Luc. Ik zie de vorst van daag uit stiefmoêrs wacht ontslaagen, Ten waar de hemel my in alles tegen viel. Kon. Hoe kan dit zijn mevrouw? Luc. Pas op mijn tweede ziel, Gy zult, ik twijffel niet, dees kerker nu ontspringen; Hier zijn twee waghten, die verlieft op 't hooghste dingen Na mijne wedermin, pas op in deze noot, Als ik den een doorsteek, schiet toe dan en doorstoot Den ander met de pook, die gy by 't fruit zult vinden: Dat gaat u voor. Kon. 'T is wel, begin uw rol, beminde. Luc. Maar vryers denkt een reis wat my de koning vroeg: Rijn. Wat dog? Luc. Off ik geen liefd' tot een van beiden droeg: Flo. Wat zeid jy? Luc. Wat een vraag: Rijn. Jy moet ons nochtans scheiden. Luc. Wel, dat ik niemand kon beminnen van jou beiden; Maar lijkewel alst een van beiden wezen moet, Zo koos ik u voor hem: Rijn. Daar past een zoen op. Luc. Zoet, De koning zouw het zien. Flo. Zo stoot ik dan mijn scheenen? Luc. Mijn zuster is zo flux, en wakker op de beenen, Als in ons gantsche dorp een meidt zouw meugen zijn, Die zal jou vrijster zijn.

Last edit about 6 years ago by Guest User
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 68

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 68

Flo. Daar zal een kannewijn Opstaan, in dient zoo is. Luc. Ik zalser toe bepraaten.. Rijn. Jy mocht mijn by de meidt wel wat alleenig laten; Loopt by zijn majesteit: Flo. Wel maat ik zal het doen: Maar meis je voor ik gae zo moeter eerst een zoen Op staan, ik zal my dan op uw beloft vertrouwen: Wat doet de vorst? Kon. Ik ben hier bezich in 't aanschouwen Der vruchten van die boom, des ik dees app'len prijs, En denk hoe Adam daar af eetend, 't Paradijs Verlaaten most, door 't swaardt des Engels uitgedreven. Nu wil ik speelsgewijs aan u dees appel geven, Gy zult dan Adam zijn, zy Eva, ik 't Serpent, Flo. Dat zal yet wonders zijn. Kon. Dat's waar, verwaght het endt, Men heeft nooit zulk een spel vertoont op schouwtoneelen, Nu bytter in, daar meê zo zalmen 't spel vol speelen. Luc. 'T geeft hier geen pas, koomt aan, gy weet nu waar ik woon. Mijn vorst stoot toe, 't is tijdt. Kon. Houw daar, ontfangh uw loon, Rijn. Ay my vervloekte vrouw. Luc. Zo past hem wel te raaken, Dits is de weg om u uit kerkers klaauw te slaaken; Hoe zeer de lose list des stiefmoêrs ons belaagt, Men trekt geen winst, ten zy men eerst een aanslag waagt; Dees is tot noch gelukt, ik zie den kerker oopen; Kom bergh u metter vlucht. Kon. Wat staat ons nu te hoopen? Ik hoor gerucht, wy zijn om hals. Luc. Van hoe veel quaats Zal ik dan oorzaak zijn kon. Versteek u op die plaats Daar gy u eerst verstaakt, gy zult hun wel ontwijken.

Last edit about 6 years ago by T. Vergeer
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 69

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 69

Tancredo, met eenige Soldaten uit.

Wat wort ons hier vertoont? Kon. Het zijn twee versche lijken, Die ik met deze pook heb strax omhals gebraght, Men hout my tegens recht gevangen, 'k heb de waght Vermoort om my t'ontslaan uit mijn benaauwde boejen: Wat heeft mijn diennaar zich nu met mijn zaak te moejen? men roep my voor het recht, indien ik heb misdaan. Tan. Schiet toe en neemt hem meê. Kon. Hoe! moet ik met u gaan? Waar zalmen my na toe vervoeren buiten kennis Der rechteren, dit is geweldt en scepterschennis. Wat hebt gy met my voor? Tan. Bind hem zijn handen vast? Kon. Moet ik dan sterven? zeg, wie gaf u deze last? Gy boeit my, och! wie zal zijn konings ziel verlossen? Tan. Valerio verwaght de vorst met twee karrossen; 'T is tijdt men spoei maar weg, Kon. Ay toef noch wat, ik kan Niet gaen, ik moet voor eerst mijn afscheidt nemen van Dees kerker, en al 't geen daar binnen is begreepen, nadien men my van hier na mijn bederf wil sleepen. Gevankenis vaar wel, uw aanslag was wel goet En kloek beleit, doch is mislukt, aylaas! nu moet Ik sterven, en voor 't zwaardt gedoemt ter slagtbank bukken, Vaart wel gevangkenis, nadien mijn ongelukken Zijn oorzaak van mijn dood; en nademaal ik sterf, Onschuldig van mijn kroon berooft, en vaders erf, Zo wil ik nu mijn wraak beveelen aan een sterker Die my wel wreeken, en mijn hert uit deze kerker, Verlossen zal, doe dan uw laaste plicht, beklaag Uw leet, in plaats van 't lijk, dat ik nae 't graf toe draag: Tan. My dunkt de koning kan dees kerker niet vergeeten. Kon. Vergeeten, daar ik heb mijn liefste tijdt versleeten.

Last edit about 6 years ago by Guest User
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 70

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 70

Tan. Ay laat ons gaan mijn heer! Kon. Uw wil is my een wet: Vaart wel voor 't laast, nadien ons' aanslag is belet. Lucinde. Hoe nu lafhertig mensch, zoekt gy de dood t' ontsluipen! Hoe kon ik achter dees tapitzery noch kruipen? Ik bergde dan mijn lijf, terwijl mijn twede ziel, Aylaas zo jammerlijk in 's moeders klaawen viel; O neen! ik wil op nieus mijn krachten t' samen spannen, En werpen my vol vuurs in 't midden der tyrannen: Want nademaal de vorst de helft mijns ziel bezit, Zo is het meer als tijt, beswijk nu niet, dat dit Gedeelte van mijn ziel gevoel het zelfde lijden, Dat d'and're helft gevoelt in dees vervloekte tijden.

Robbrecht, Lucinde.

Waar heen mevrou? Luc. Mijn vrunt hebt gy mijn ziel gezien? Rob. O ja gravin, verzelt met enige edelliên. Gezeeten in een koets, van vijfentwintig paarden Gevollegt in 't verschiet, ik lag toen plat ter aarden In 't kreupelbosch, en zag hun rijden. Luc. Waar na toe? Rob. Na 't woud. Luc. Ach! na zijn dood, ik ben dit leven moe. Geleid my daar hy is, ik moet een nootlot erven, Vlood ik laf hartig, 'k wil nu moedig met hem sterven.

Vijfde Bedrijf.

Rosania, Dinardo.

DIt schrijft hy, overzulks zal Morosin, verzelt Met Zinam, hier terstont verschijnen.

Last edit about 6 years ago by Guest User
Records 66 – 70 of 87