1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 67

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Luc. In 't naaste dorp gebooren,
Kon. In 't naaste dorp, aylaas! onthouwt zich daar geen zon,
Die uit mijn oogen perst een beek, en zoute bron,
kent gy die schone niet, ay geef my eenig teeken,
zo gy haar kent, off heeft s' haar elders weer versteeken?
Luc. My dunkt gy hebt alreets vergeeten haar gelaat,
Vermits gy haar niet kent, terwijl zy voor u staat.
Kon. Mijn twede helft zijt gy 't, hoe durft gy dit noch waagen?
Luc. Ik zie de vorst van daag uit stiefmoêrs wacht ontslaagen,
Ten waar de hemel my in alles tegen viel.
Kon. Hoe kan dit zijn mevrouw?
Luc. Pas op mijn tweede ziel,
Gy zult, ik twijffel niet, dees kerker nu ontspringen;
Hier zijn twee waghten, die verlieft op 't hooghste dingen
Na mijne wedermin, pas op in deze noot,
Als ik den een doorsteek, schiet toe dan en doorstoot
Den ander met de pook, die gy by 't fruit zult vinden:
Dat gaat u voor.
Kon. 'T is wel, begin uw rol, beminde.
Luc. Maar vryers denkt een reis wat my de koning vroeg:
Rijn. Wat dog?
Luc. Off ik geen liefd' tot een van beiden droeg:
Flo. Wat zeid jy?
Luc. Wat een vraag:
Rijn. Jy moet ons nochtans scheiden.
Luc. Wel, dat ik niemand kon beminnen van jou beiden;
Maar lijkewel alst een van beiden wezen moet,
Zo koos ik u voor hem:
Rijn. Daar past een zoen op.
Luc. Zoet,
De koning zouw het zien.
Flo. Zo stoot ik dan mijn scheenen?
Luc. Mijn zuster is zo flux, en wakker op de beenen,
Als in ons gantsche dorp een meidt zouw meugen zijn,
Die zal jou vrijster zijn.

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page