1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 61

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Indien uw stale vuist ontziende geen gevaar
Zich by de mijn’ vervoeg, zo wil ik met dees schaar
En uit geleze hoop van mannen, Croyes wallen
Bestormen, en eer dat den avondt komt te vallen,
Zult gy de wimpels zien des kaizers van de trans
Afwajen, en uw hooft met zulk een lauwerkrans
Beschaduwt, dat geen tijdt, nogh eeuw die zal verduuren
Noch quetzen zijne blaan.
Zin. Heer graaf ter quader uure
Gaf d’Albanoiser vorst zijn lusten zo veel toe,
Uw klaghten zijn verhoort, de hemel was die moe,
Ik sweer u by ‘t geraamte en Machomets gebeente,
Dat in de tempel rust, vol flonkerend’ gesteente
Tot Mecha, dat ik u met bus, met spiets en dagh
Zal bystaan, tot gy hebt het alderhooghst gezagh
Van ‘t Albanois gebied door mijn behulp gekregen,
Mijn heer d’erkentenis, en ik de volle zege
Van zulk een aanslagh trek. tot teeken van ‘t verband
Heer graaf geef my uw hand:
Mor. Heer Bassa daar’s mijn hand
Tot teeken dat ik zal met mijn aanhangelingen
In dienst des grooten heers na ‘s konings leven dingen:
Wat zeid daar ‘t leger toe?
Albanoisers. Wy sweeren ‘s konings dood.’
Zin. Zo mannen, elk voor zie zich wel van kruidt en loodt.
Mor. Nu dient in alder yl mijn leger voor te trekken,
Men zend de ruitery voor uit om ‘t veldt t’ ondekken,
Op dat de vlugge faam de stadt niet waarschuw, dan
Met deze slagh, die poort, noch burght verduuren kan.

Ergastus, Lucinde, en Robbrecht, in onbekent gewaat.

MAar is het moog’lijk, dat gy schipbreuk hebt geleden,
Zie daar, inden jy met mijn wooning zijt te vreden,
Gy meucht, zo langh ‘t u lust, hier blijven metter woon.

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page