1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 60

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Gewaar wierd dat het was de vorst, die ‘t eelste pandt
Mijns zusters hebbend’ zo mijn gramschap is ontvloden,
Ik val mijn zuster aan, doch word terstondt ontboden
Ten hoof, en zie mijn huis van dertig in ‘t getal,
(Lijfwaghten van de vorst) rondom bezet, wat zal
Een overheerde graaf verrechten, ‘k moet my dragen
Na tijdts gelegentheidt, om zo nogh felder vlagen
T’ontgaan, dies gae ik mee, daar my de prins verwaght:
‘ Heer graaf, zo wast begin, ik ben aan uw geslagt
‘ Verbonden, dat zijn bloed in d’oorlogh heeft vergoten
‘ En noit vergelding na verdiensten heeft genoten,
‘ Door dien uw vader liet ten dienst van deze kroon
‘ Zijn leven in de strijdt, zo wil ik aan de zoon
‘ Vergelden, dat ik aan den vader door ‘t verscheiden
‘ Niet geven kon, gy zult als veldheer ‘t heir geleiden,
‘ Dat buiten vaardig leidt, om met den dageraadt,
‘ Te trekken na den Turk. Men gaf my dan dees staat,
Doch zo niet, dat de vorst mijns vaders daden eerde,
Maar om mijn zuster, dies ik zo geen staat begeerde,
En draag den hartog voor, zo dienstig voor het rijk,
En dat zijn majesteit om my geen ongelijk
Dien doe, die zulk een schand en oneer noit verdiende,
Te meer de hartog was een van mijn grootste vriende;
Maar alles was om niet, de dwingeland gebood,
En wouw, dat ik vertrok als veldheer, om de schoot
Mijns zusters midlerwijl t’onteeren, ‘k wierd gedwongen
Die last des dwingelands te volgen, doch ontsprongen
Ter noot ‘t gevaar mijns lijfs, in ‘t midden van het volk
Ontdek ik mijn verdriet, dies yder een zijn dolk
En spiets in ‘t harrenas, mijn ouden stam ter wille
Gereedt hout, en is nau van ongedult te stille:
Maar wil den vorst te lijf, en reghten met geweer
Des graven ongelijk, nu wil ik uwen heer
Voor heer erkennen, en den staf uit Selims handen
Aanvaarden, en ‘t bezit ter leen van deze landen,

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page