1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 57

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

En swerven buitens lands in heggen, kuilen, hoolen
Altijds met achterdogt, op dat zy in de muyl
Des moorders niet en val.
Din. Ga zoekt haar in die kuyl
Daar gy het lijk begroeft.
Kon. Daar was z'haar lijf niet zeker,
Zy gaf haar op de vlucht, en liet my tot een wreker
Van het vergote bloed, in 't aanzigt van de nijdt:
Maar nademaal ik nu ben mijn Lucinde quijt,
En hulp nog raad weet, om haar schoonheit weer t'aanschouwen,
Zo zult gy 't graaflijk bloed alt'zaam gezelschap houwen.
Ros. Mijn lijfwagt brengt hem weg, zijn twintig niet genoeg
Om den bezete prins wel gae te slaan, zo voeg
Daar dertig by, doch laat daar niemant met hem spreeken.
Reyntje schiet toe, doch krijgt van de Koning een klabax.
Flo. Zo Reyntje, was dat mis?
Reyn. Dat was te laat ontweeken,
Gants bloed ik voel mijn kop. de duvel haal de gek.
Kon. Wijkt af gy schelmen, of ik breek u straks de nek.
Moord, moord, men wil de prins van 't rijk zijn hielen lichten,
Doch 't recht is op mijn zy, zie daar die schelmen swichten,
Elk geeft zich op de vlucht; koom geef u aan mijn zy,
Tot dat ik op de troon van d'opper heerschappy
Mijn errefdeel in top van glory ben gesteigert,
Die my door schelmsse list tot noch toe wiert geweigert:
En gy vervloekte pest, stiefmoeder boven al,
Die vader hebt vermoort, en nu den zoon ten val
Gedoemt hebt, om u zelf op Flippes troon te zetten,
Schrik vry ik ben gehart, en zal dit werk beletten.
Ros. Men houw hem met geweldt, indien hy zich ter weer
Durft stellen, schiet hem toe.
Kon. Komt vrunden vangt uw heer
En prins van 't rijk, vat toe, ik ga gewillig mede,
Ja doe geen tegenweer, na dien die overwrede
Mijn vonnis heeft gevelt.

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page