1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 56

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

En stelt om uwent wil haar leven in gevaar,
Dat haar niet zoet kan zijn, voor dat de vorst bedaar.
Koning, Tancredo, Rosania, Dinardo, Reyntje, Floris.
Ros. DAar is de brief, doch wat het ander werk mach raken,
Dat zult gy met den graaf naar uw gevallen maken:
Neemt Morosin alleen, op dat daar niemant zy
Die hier af kennis draag.
Tan. Mevrouw de razerny
Des konings neemt meer aan, het kermen, en het klagen
En hout niet op.
Ros. Hoe zo?
Tan. Hy had nooit grooter vlagen
Mijns wetens; want ik was by na in lijfs gevaar,
Het schijnt Lucindes doot den dollen valt te swaar,
Hy kan, noch wil, noch zal die doode niet vergeten;
Men let op zijn perzoon, hy is te zeer gebeten,
Ja dreigt al 't hofgezin, indien hem maar 't geluk
De hand bood tot de wraak van zulk een meesterstuk.
Een uitgelaten en bezeeten, is te vreezen.
Ros. Tancredo hebt geen zorg, men tragt hier voor te weezen,
Volvoerd gy maar uw last.
Tan. Met uw verlof vorstin. Binnen.
Kon. Gaaft gy die bloedhond last, dat hy mijn koningin
Versteken zou, om zo zijn moed aan haar te koelen.
Din. Daar 's niemant, groot of klein, die anders van gevoelen
Ten hoof is, of uw hand heeft zelver de gravin
Om hals gebragt.
Kon. 'T is waar, ik heb haar met mijn min
En liefd' om hals gebragt, ik nam haar 't zoetste leven,
Op dat geen anders dolk haar zou den dootsteek geven.
O neen, ik ben die geen, die haar het lijf behiel,
Ik stak haar onder d'aard', en ben nu om mijn ziel
Verlegen, ach! wie weet, waar dat zy nu mach doolen

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page