1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 30

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Ik zou dit ongeval ook al te dier besuuren,
Kon. Ist dan zoo wightig?
Rob. Och! en hebben deze muuren
Geen ooren, want door 't oor de tong, de tong bekladt.
Kon. En hebt geen vrees, ik blijf u borg:
Rob. Zoo zeg ik, dat
De hartog, en mevrouw Rosania besloten,
Des konings val, versterkt met vele vande groten,
Of zo men 't leven spaar, zoo geld het uw verstand,
Om u den breidel zo te wringen uitter hand,
Men dingt vast na uw kroon:
Kon. Op welker wijs, laat horen:
Rob. Men heeft vergeefs met goudt gedagt mijn trouw te smoren,
Die niet te smoren is; ten koste van mijn hooft,
Nam ik haar schatten aan, en heb haar hulp belooft,
Om in uw uchtenddrank zodanig kruit te stampen,
'T welk u 't verstand beneem, nu vrees ik voor geen rampen,
Noch wat hun haat my dreigt, bevrijt in uwe schoot,
Ontdek ik u 't verraad van Flippes bedgenoot,
En mijne trouw, zo 't scheen vervalscht, door haar vermogen.
Kon. Waar zijt gy vrund van daan?
Rob. Tot Augsburg opgetogen:
Mijn afkomst slegt, nochtans mijn ziel de zon gelijk,
Die, schoon hy blinkt int slijk, geen vlek en krijgt van 't slijk.
Kon. Gy zijt mijn Rafaƫl, bewaarder en behoeder,
Wie had zulks toevertrouwt aan die geveinsde moeder.
Wat staat my nu te doen voor dit vergift en gal,
Vervloekt, hoewel vergeefs, gemengt tot mijnen val.
Ik heb my al bedagt, en stel mijn kroon, en leven
Aan uwe trouw, gy zult die slang te kennen geven,
Dat gy 't vergiftig kruid hebt in mijn drank gedaan,
En na het nuttigen van dien, zal ik bestaan
Een zinneloze rol geveinsdelik te speelen,
En midlerwijl mijn lot aan God en u bevelen,
Tot ik d'aanhangers ken van die vervloekte pest,

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page