1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 29

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Teb. Ik gae:
O vorst ik ken niet van hem zijn ontslagen,
Die man verzoekt met haast gehoor, noch even stout,
Hy zeid uw majesteit zijn dranken hem vertrouwt.
Kon. 'T is Robbrecht na ik hoor, men laat hem binnenkoomen.
Tebandro, Robbrecht.
Teb. Dees is de man.
Rob. Ik kus nu met ontzich de zoomen
Van uw gewaad.
Kon. Vaar voort.
Rob. Eer ik mijn zaak ontdek
Ist nodig, dat mevrouw Lucinde, en dees vertrek.
Kon. Uw heusheid laat my toe, dat ik 't geheim mag hooren.
Luc. Ik ga, de vorst gebied'.
Kon. O neen mijn uitverkooren,
Met uw verlof mevrouw: Tebandro sluit de deur
En houw daar buitenwaght, dat niemand ons en steur.
Binnen.
Rob. Om met welspreekentheidt mijn konings oor te vleyën
Gelijk de hoveling, zou nu de tijdt niet lyên,
Ook ben ik in die stijl van jongs niet opgevoed,
Dit dar ik zeggen, dat, hoe wel geringh van bloed,
En niet uit eed'len stam van ouderen gesprooten,
Mijn hert, hoe slegt, nogtans iet aad'liks heeft besloten
(Vermits in ware deugd, eerst adeldom bestaat)
Om dan in moeders stijl te komen totter daat
Zoo seg ik, dat.
Kon. Nu voort.
Rob. Dat.
Kon. Waar na zult gy wagten,
Wel Robbreght speelt het oog, of speelen uw gedagten?
Rob. O ja mijn vorst, het oog, speelt op die schildery,
Ik dugt ook voor haar tong, men kies een ander zy,

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page