1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 63

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Hier zullen leeuwerik, en schelle nachtegaalen
U wekken uit den slaap, en met den dageraad
Zult gy het blatend veê, dat tot de buik toegaat
In tijm en rosmaryn, zijn grage dorst zien lesschen,
De zoete muscadel, die u ten hoof uit flesschen
Geschonken wierdt, bewaart voor 't steeken van de zon,
Zult gy graag ruilen voor een dronk uit beek, of bron,
Beschaduwt met het groen van opgeschote looten.
Luc. Aylaas wat zal ik doen! wat dient er best beslooten?
Ach Robbrecht geef mijn raad!
Rob. Daar's niemand in dit vlek
Die haar genade ken, zo zy haar niet ontdek,
Het veinssen is u best, en quam nooit meer te stade.
Luc. Ach wat is dat voor een?
Tirsaus uit.
Erg. WelTirsus hoe dus spade!
Wat hield u zo lang op, wat nieus?
De heele stadt
Is op de been, de vorst is by de kop gevat,
Door dien hy een gravin verwoet heeft doodgesteeken,
Men vreest dat dit de graaf zal aan den dullen wreken:
Luc. Wel wat een droeve maar, hoe komt de vorst daar toe?
Tir. Een yeder zeid het zijn, dees zeid hy was haar moe,
Die dat zy door vergift den koning dorst belaagen,
En zocht haar eigen nut door 't korten van zijn dagen,
Om zo haar zelven op de troon, als koningin
Te zetten, dus duid elk dit naa zijn eigen zin;
Zo dat daarvan tot noch niet zeekers is te praaten,
Luc. Aylaas!'t geen 't hooft verbeurt, bezuuren d'onderzaaten,
Ik vrees voor burgertwist, dees zal 't met 't oir van 't rijk,
Die met de graaf, gereed om zusters ongelijk
Terechten met de kling en bus, gewillich waagen,
Hier leekt geen bloed, als 't bloed van burgers en van maagen. .
Erg Het heeft geen nood,en't raakt ons ook niet, hoe het gaat.
Luc. 'T is waar het raakt ons niet, aylaas mijn toeverlaat!
Ach Robbrecht wat zal 't zijn! de koning is in lijden,

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page