1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 43

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Ros. Men laat
Den zinnelozen 't licht van zijn Lucindes ogen
Aanschouwen, onderwijl wanneer hy opgetogen
Dit vrouwe beeldt omhelst in zoo veel minnegloet
Van lonkjens, als het oog de tong verstrekt, dan moet
Dees, off een ander, daar men zich op mag verlaaten,
Lucinde met een pook doorsteeken, en de straaten
Vervullen met gerught, als of de vorst, verwoet
En zinneloos, zijn hand besmet hadt met het bloed,
En 's graven Susters borst moordadighlijk doorsteken,
Zo doende kan hy zich aan niemand nader wreeken,
Dan aan Anthony, tot een zoen van zusters lijk,
En wy aan geen verraad verdaght, behouden 't rijk:
Din. 'T is meer als wel bedaght.
Dom. De koning heeft geschreven.
Din. Laat zien, wien zal hy die van al 't gezelschap geven.
Kon. Daar is de brief:
Din. Mijn vorst wat staat daar in?
Kon. Gy zult
Het lezen, opent hem en hebt zoo lang gedult:
Wat staat my nu te doen, hoe zal ik my best dragen
Om t'effens met de kroon het leven niet te waagen.
Geveinsheidt bergt my 't lijf, doch stoot my uit bezit
Als onbequaam, en helpt aan 't langh beoogde wit,
Van mijn geërfde toon, mijn aangehuwde moeder,
Ik veins my dan om best noch dolder en verwoeder.
Din. Aylaas dees letteren der koninglijke hand
(Door efreght toegewijd de scepter van van dit land)
Getuigen al te veel, hoe dat den zinnen speelen,
Men geef gehoor, ik zal u d'inhoudt mede deelen.

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page