1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 35

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Rosania, Dinardo, Tancredo, Domicio, met gevolg van
hofjonkers en dienaars.

Din. Wat is daar gaands, wat doet u zulk een keel opsteken?
Ros. Hofmeester geef gehoor, zeg wat u is misdaan?
Fin. De valsche kamerling heeft onzen vorst verraân,
Hier leit zijn majesteit al uitgestrekt, van 't leven
Door sterk vergift berooft.
Dom. Wie heeft de drank gegeven?
Ros. De koning dood. ay my!
Din. 'T is wonder dat dees hand
Geen wraak en neemt, en helpt den moorder meê van kandt.
Dom. O neen mijn heer bedaar; zijn bloedt dient niet vergooten,
Voor datmen weet, wie meer met hem dit feit bezlooten,
Zoo sterven zy gelijk, handdadig aan dit quaad:
Din: Verrader, zeg wie zijn d'aanhangers van 't verraad
En 't lasterlijk vergrijp, tot nadeel van ons alle
Den koning aan gedaan; wien deed gy't ten gevalle?
Cel. Mijn heer ik ken'er geen, en dat ik yemand zouw
Bekladden, die ten hooff getraght had mijne trouw
Te krenken, om den staf door dit verraad te krijgen
'T was al te schelms, ik wil d'onnoos'le niet betijgen.
Din. Gy laad des konings dood alleen dan op uw hals.
Cel. Men wijt my niet de storm van zoo veel ongevals,
Ik ben onschuldig, en kan niemand schuldig schouwen.
Din. Wie kanmen nader dan u't schelmstuk toe vertrouwen,
Die zonder, zoo gy zeght, van d'een, of d'aar misleidt
Zijn majesteit dees drank hebt vol vergift bereid.
Cel. Ik met vergift beticht, 't was noit in mijn gedaghten,
Den drankbereider moetmen voor den schelm dan aghten
Din. Gaff Robbrecht u die drank?
Cel. Ja heer.
Din. Ik geeff u last
Hoffmeester eer hy vlught verzeeker ons dien gast,

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page