1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 33

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Die ik by haar noit hadt te zijn gelooft;
Zy liet my toe; een vreughdt; ô tong wildt zwijgen,
Een vreughdt, daar ik haar niet weer toe kan krijgen.
2.
Mijn hoop is uit, ten zy de min zijn kraghten
Op nuws te werk stelt aan mijn twede ziel:
Maar hoe koom ik te weten haar gedaghten;
Genomen het al na mijn wensch uit viel,
Zy liet my toe; een vreughd, ô tong wilt zwijgen,
Een vreughd, daar ik haar niet weêr toe kan krijgen.
Wel Celio wat nuws, begint uw star te rijzen?
Heeft zy eens ja gezeidt, off wilz'er noch niet aan?
Cel. Ik heb hoe veel ik jaag tot noch niet opgedaan,
En zie met woorden ook by haar niet uit te rechten,
Kon. Ja woorden zonder geldt en kunnen nu niet hechten,
Men vindt geen Heros, noch Leanders meer, het geldt
Heeft nu Cupidoos maght geheel in zijn geweldt:
Cel. Dit 's al te waar en 't geld schijnt my het minst te quellen.
Kon. Langt my die drank. vaar voort:
WYZE:
Non ha Sotto il Ciel.
I.
OP wat losser grondt
Steunt mijn hoop; ach de knoop
Van het dier verbondt,
Gedaan mondt aan mondt,
Is aan 't glippen; wrede lippen
Wilt de vierschaar spannen
In 't bedekt gemoedt,
Wordt ik daar gebannen,
Licht my vry de voet.

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page