1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 72

OverviewTranscribeVersionsHelp

Here you can see all page revisions and compare the changes have been made in each revision. Left column shows the page title and transcription in the selected revision, right column shows what have been changed. Unchanged text is highlighted in white, deleted text is highlighted in red, and inserted text is highlighted in green color.

3 revisions
Ton Harmsen at Feb 20, 2018 10:03 PM

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 72

Zimam Bassa, Morosin, met gevolg van diennaars uit
Mor. Ik kus de hand
Van hare majesteit.
Ros. De graaf zy wel gekoomen,
Ik heb na deze dag verlangt, geijk meer vroome
Verlangden naar uw komst, bedroeft om 't ongeluk,
Dat gy geleden hebt.
Mor. Ik zal 't moorddadig stuk
Aan die verwijfde schelm, met dubb'le woeker wreeken,
Of 't zal de graaf aen macht? maer niet aan wil ontbreeken.
Ros. Gy hebt en laffen bloedt volkomen in uw maght:
De wil ontbreekt'er maar.
Mor. De koningin verwacht
Den Bassa, die de hand haars majesteits wil kussen,
Besluit een goede vreê, ik zal my ondertussen
Vervoegen by den vorst.
Din. De veldheer Morosin
Zy wel gekoomen hier ten hoof, de koningin
Heeft (t'zint de droeve dood uws zusters) met verlangen
Naar u gewacht, en hieldt den moorder strikt gevangen,
Op dat uw scherpe kling, ten zoen van't edel bloed,
Zijn vonnis strijken zouw.
Mor. Haar majesteit die doet
Haar goede gunst genoeg haar minste diennaar blijken,
Ik stond om met het heir, toen my 't verongelijken
Mijns zusters wierd gezeidt, een aanval tot ontzet
Van Sfetisgrad te doen, op 't steeken der trompet,
Ik had mijn leger al gemoedigt om te veghten:
Maar nu gewisselt van beraad, zal ik my rechten,
Versterkt met Zelims macht mijn zusters ongelijk,
Verwekt mijn kling wel eer de voorstandt van dit rijk,
Nu tegens 't koningrijk, indien zich uw gemeente
Gewapend stel ter weier; en 't zusterlijk gebeente
Dees wraak niet gunnen wil, daar ik op 't hoogst na ding:

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 72

Zinam Bassa, Morosin, met gevolg van diennaars uit
Mor. Ik kus de hand
Van hare majesteit.
Ros. De graaf zy wel gekoomen,
Ik heb na deze dag verlangt, gelijk meer vroome
Verlangden naar uw komst, bedroeft om 't ongeluk,
Dat gy geleden hebt.
Mor. Ik zal 't moorddadig stuk
Aan die verwijfde schelm, met dubb'le woeker wreeken,
Of 't zal de graaf aen macht? maar niet aan wil ontbreeken
Ros. Gy hebt den laffen bloedt volkomen in uw maght:
De wil ontbreekt 'er maar.
Mor. De koningin verwacht
Den Bassa, die de hand haars majesteits wil kussen,
Besluit een goede vreê, ik zal my ondertussen
Vervoegen by den vorst.
Din. De veldheer Morosin
Zy wel gekoomen hier ten hoof, de koningin
Heeft (t'zint de droeve dood uws zusters) met verlangen
Naar u gewacht, en hieldt den moorder strikt gevangen,
Op dat uw scherpe kling, ten zoen van 't edel bloed,
Zijn vonnis strijken zouw.
Mor. Haar majesteit die doet
Haar goede gunst genoeg haar minste diennaar blijken,
Ik stond om met het heir, toen my 't verongelijken
Mijns zusters wierd gezeidt, een aanval tot ontzet
Van Sfetisgrad te doen, op 't steeken der trompet,
Ik had mijn leger al gemoedigt om te veghten:
Maar nu gewisselt van beraad, zal ik my rechten,
Versterkt met Zelims macht, mijn zusters ongelijk,
Verwekt mijn kling wel eer de voorstandt van dit rijk,
Nu tegens 't koningrijk, indien zich uw gemeente
Gewapend stel ter weêr; en 't zusterlijk gebeente
Dees wraak niet gunnen wil, daar ik op 't hoogst na ding: