1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 13

OverviewTranscribeVersionsHelp

Here you can see all page revisions and compare the changes have been made in each revision. Left column shows the page title and transcription in the selected revision, right column shows what have been changed. Unchanged text is highlighted in white, deleted text is highlighted in red, and inserted text is highlighted in green color.

5 revisions
T. Vergeer at Feb 07, 2018 12:36 PM

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 13

Eerste bedrijf.
De Koning, de graaf Morosin, en Lucinde.
Luci. Houd broeder.
Mor. Ga ter zijde, en laat my los, eer 't staal
Uw boesem open' en bespreng mijn vaders zaal
Met eer'loos bloed, laat los, laat los, laat los gy snode,
Dat ik hem ken, die zo bedekt'lik is ontvlode,
En nu zo stout noch is, dat hy my hier verwagt.
Luc. Te minder hoort hy by den graaf te zijn verdagt?
Mor. Hoe des te min verdagt, heb ik hem niet belopen
In uw vertrek? hy zal het met de dood bekopen,
Ten zy hy my voldoe, wie dat hem derwaarts joeg,
Of wat hy daar verloor: maar 'k vrees dat hy genoeg
Aan u gevonden heeft?
Luci. Hoe graaff aan my gevonden,
Ik weet wel dat ik ben door 't bloet aan u verbonden,
En u mijn eer ten dele aangaat als broeder: maar
Niet als gemaal; gy spreekt Lucindes deugt te naar,
Terwijl gy 't eerbaar hert met oneer durft besmetten,
En hier uw tong, en kling op deze boesem wetten.
Mor. Foei dat ik dulden zou zo duldeloze schand,
Laat los, noch eens laat los;
Luci. Aylaas houd broeder: want
Hy heeft u nooit misdaan:
Mor. Meer als te veel Lucinde?
Off kan hy niet misdoen die 'k in uw kamer vinden?
Wie kan het anders zijn, ô hoon, als die 't genot
Van uwe schoot genoot, en drijft met my den spot?
Luc. Heer broeder laat de drift uws gramschaps recht en reeden
Niet overtreên, ik zelff en ben niet wel te vreeden
Mits gy hem in 't vertrek, ja in mijn slaapplaats vond;
Ik wenschte datmen wist, wie dat hem derwaarts zond?

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 13

Eerste bedrijf.
De Koning, de graaf Morosin, en Lucinde.
Luci. Houd broeder.
Mor. Ga ter zijde, en laat my los, eer 't staal
Uw boesem open' en bespreng mijn vaders zaal
Met eer'loos bloed, laat los, laat los, laat los gy snode,
Dat ik hem ken, die zo bedekt'lik is ontvlode,
En nu zo stout noch is, dat hy my hier verwagt.
Luc. Te minder hoort hy by den graaf te zijn verdagt?
Mor. Hoe des te min verdagt, heb ik hem niet belopen
In uw vertrek? hy zal het met de dood bekopen,
Ten zy hy my voldoe, wie dat hem derwaarts joeg,
Of wat hy daar verloor: maar 'k vrees dat hy genoeg
Aan u gevonden heeft?
Luci. Hoe graaff aan my gevonden,
Ik weet wel dat ik ben door 't bloet aan u verbonden,
En u mijn eer ten dele aangaat als broeder: maar
Niet als gemaal; gy spreekt Lucindes deugt te naar,
Terwijl gy 't eerbaar hert met oneer durft besmetten,
En hier uw tong, en kling op deze boesem wetten.
Mor. Foei dat ik dulden zou zo duldeloze schand,
Laat los, noch eens laat los;
Luci. Aylaas houd broeder: want
Hy heeft u nooit misdaan:
Mor. Meer als te veel Lucinde?
Off kan hy niet misdoen die 'k in uw kamer vinden?
Wie kan het anders zijn, ô hoon, als die 't genot
Van uwe schoot genoot, en drijft met my den spot?
Luc. Heer broeder laat de drift uws gramschaps recht en reeden
Niet overtreên, ik zelff en ben niet wel te vreeden
Mits gy hem in 't vertrek, ja in mijn slaapplaats vond;
Ik wenschte datmen wist, wie dat hem derwaarts zond?