Mijn ware liefde zal Dinardo noit beswijken,
Mijn liefde t'uwaarts zag op kroon, noch koningrijken,
En heeft Dinardoos liefd meer na de kroon gesien,
Als na mijn waardicheit, uw inzicht moet geschiên,
Vermits ik zoo een kroon niet waardig ben te dragen.
Din. Stort hemel vry gelijk al uw gevreesde plagen
Op 's hartogs boesem uit, dat d'aard, het water, lugt
En vuur my hier gelijk bestrijde, en ik ter vlugt
Van d'Ottomannen werd vertreên door paarde voeten,
Is dat noch niet genoech om mijne schuld te boeten?
Zo plaagh de hemel my met agterdocht, een plaag,
Die'k d'aldergootste schat, zo'k yemand liefde draag
Dan u, of zonder u tragt op den troon te treden.
Ros. Gy hebt Rosania verwonnen door u eeden,
Gy siet veel eer dees stad, ja't Koningrijk ten val
Eer mijn ontsteecke moed int minst beswijken zal,
Mijn liefd' is ongeveinst, en om u dat te toonen
Ist op de kroon gemund, wild dan geen vorst verschoonen.
Din. O woorden, die mijn hert verdubb'len doen haar moed,
'T is op de kroon gemunt, men spaar geen konings bloed,
Het krijgsvolk is gereed, ik zal geen opset staken,
Al zouwd' ik Croye tot een twede Troje maken.
Ros. Men geef zich niet te rust, voor dat de gulde glans
Des zons, uw hooft omring met sulk een lauwer krans.
De Koning, graaf Morosin, Rijntje en Floris.
Mor. WAt wil uw majesteit? de hertog zalt zich belgen,
En zulk een zwaaren hoon niet al te licht verswelgen,
Kon. Heer graaff het geen ik zeg, dat zal en moet geschiên,
Mor. Het zal, zoo draa ik koom Auroraas komst te sien.
Kon. Zoo doet, en wild uw kling op 's vyands boesem wetten,
Men blaas 't volk moed int lijf, door trommel en trompetten,
Op dat de wrede turk gewaar wert dat men waakt,
En met het manlijk heir hem onder 't oog genaakt.