1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 23

OverviewTranscribeVersionsHelp

Here you can see all page revisions and compare the changes have been made in each revision. Left column shows the page title and transcription in the selected revision, right column shows what have been changed. Unchanged text is highlighted in white, deleted text is highlighted in red, and inserted text is highlighted in green color.

4 revisions
Roland de Bonth at Jan 17, 2018 10:46 PM

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 23

Den vorst door zorg voor 't volk, den herder voor het schaap
Zo wel geen rust vergunt, als ampteloze lieden
Die zonder eed'le zorg niets hebben te gebieden;
Ook stond ik vroeger op, als na gewoont', om het
Ontzaglijk heir te zien, dat heden tot ontzet
Van Stetisgrad vertrok.
Ros. Hoe! zijn zy dan aan 't trekken?
Kon. De Zon zijn aangezigt met wolken ging bedekken,
Ja gund' aan 't heir nu niet zijn alderminste straal,
Mits hy de wederglans ontzag van 't flikk'rend staal.
Ros. 'T is vremd de hartog my van dit vertrek niets zeide:
Kon. 'T is niet, vermits hy nu het heir niet zal geleiden,
Ja ligt van het vertrek des legers zelf niet weet:
Ros. Waarom mijn heer?
Kon. Vermits dees togt geen uitstel leet,
Zijn degen was verroest.
Ros. Wie zal zijn ampt bekleden?
Kon. De grave Morosin.
Ros. Wel hoe mijn heer, wat reden?
Is Morosin dan meer ervaren in 't geweer?
Kon. Dat zeg ik niet.
Ros. Mijn heer de graaf is al te teer,
Om zulk een zwaaren last op zijnen hals te leggen,
Wat zal Albania, wat zal de hartog zeggen?
Gewis hy werd gehoont:
Kon. Met allen niet, mevrouw,
Ik heb zijn raad van doen, dies ik hem by my houw,
Hy is een twede Mars, in krijgstugt wel ervaren,
En wat de graaf belangt, schoon noch vry jong van jaren,
Hy wijkt den hartog niet, en Scipio begon
Noch vry zo jong als dees, en blonk gelijk de zon;
Ja heeft in zijne jeugt den lauwerkrans verkregen;
En 's graven dapperheit voorzeit my meê zijn zege.
Ros. Het zy zo 't wil, ik vrees voor enig ongeval.
Kon. Daar komt de hartog zelf.

Wat

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 23

Den vorst door zorg voor 't volk, den herder voor het schaap
Zo wel geen rust vergunt, als ampteloze lieden
Die zonder eed'le zorg niets hebben te gebieden;
Ook stond ik vroeger op, als na gewoont', om het
Ontzaglijk heir te zien, dat heden tot ontzet
Van Stetisgrad vertrok.
Ros. Hoe! zijn zy dan aan 't trekken?
Kon. De Zon zijn aangezigt met wolken ging bedekken,
Ja gund' aan 't heir nu niet zijn alderminste straal,
Mits hy de wederglans ontzag van 't flikk'rend staal.
Ros. 'T is vremd de hartog my van dit vertrek niets zeide:
Kon. 'T is niet, vermits hy nu het heir niet zal geleiden,
Ja ligt van het vertrek des legers zelf niet weet:
Ros. Waarom mijn heer?
Kon. Vermits dees togt geen uitstel leet,
Zijn degen was verroest.
Ros. Wie zal zijn ampt bekleden?
Kon. De grave Morosin.
Ros. Wel hoe mijn heer, wat reden?
Is Morosin dan meer ervaren in 't geweer?
Kon. Dat zeg ik niet.
Ros. Mijn heer de graaf is al te teer,
Om zulk een zwaaren last op zijnen hals te leggen,
Wat zal Albania, wat zal de hartog zeggen?
Gewis hy werd gehoont:
Kon. Met allen niet, mevrouw,
Ik heb zijn raad van doen, dies ik hem by my houw,
Hy is een twede Mars, in krijgstugt wel ervaren,
En wat de graaf belangt, schoon noch vry jong van jaren,
Hy wijkt den hartog niet, en Scipio begon
Noch vry zo jong als dees, en blonk gelijk de zon;
Ja heeft in zijne jeugt den lauwerkrans verkregen;
En 's graven dapperheit voorzeit my meê zijn zege.
Ros. Het zy zo 't wil, ik vrees voor enig ongeval.
Kon. Daar komt de hartog zelf.

Wat