1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 65

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

' T geschiet uit hoge noodt ten beste van dees staat,
Hy heeft ons' ondergang, gelijk gy weet, geswooren,
En is te sterk van volk, elk een ontziet zijn tooren,
En schoon men hem gelijk in kraghten niets ontzagh,
Zo wilmen 't koningrijk niet hangen aan een slag,
Het geen mevrouw als dan ter leen, en nu als eigen
bezitten zouw, dies moetmen vresen voor dreigen,
En stroojen onder 't volk, als of men om 't gemeen
Te hoeden, voor die slagh, en 't jammerlijk geween
Der weduwen op 't lijk haars mans, in 't veld verslaagen,
Den vorst uit hoge noot (die wy met recht beklaagen
Als zijnde 't oir van 't rijk) aan Morison ten zoen
Most geven voor zijn bloed, zo kanmen hun voldoen.
Tan. Hun wel: maar mijn gemoed staat zulk een zoen recht tegen.
Ros. Zwijg, die de moordslag doet, laet die dat overweegen.
Tan. Zo wel die 't werk volvoert, als die het heeft bereidt
Is schuldig, is daar iet, daar 's weinig onderscheidt.
Din. Daar zy geen onderscheid, men wordt hier toe gedwongen,
Ontlast vry uw gemoed, dit wort u opgedrongen.
Ros. Gy hebt u zelf genoeg gequeeten in dees zaak.
Tan. Ik offer dan de vorst uit noot aan 's graven wraak.
Ros. Gy deed u best om hem uit 's graven kling te rukken,
Doch hy zal eerst, en gy daar na, meê moeten bukken.

De Koning in de gevankkenis.

HEt missen van mijn kroon, en al 't geleden leet
Valt nergens na zo swaar, als dat ik niet en weet,
Waar zich Lucinde magh, om 's moorders klaauw te schuwen.
Onthouden in 't gebergt, ik kan dit niet verduwen,
Dit harteweê gaat veêr te boven al 't verdriet,
dat my noch overquam, ik kan Lucinde niet
(Door dien haar oogen my verstrekten held're zonnen)
vergeeten, zalmen my dan zulk een licht misgonnen!
Daar zich mijn ziel meê spijst, ach wort dat licht geblust,

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page