| 1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 64De stiefmoér, onder schijn van recht, zal broeders zijde
Verkiezen, en den vorst, onschuldig in dees zaak,
Licht overgeven aan des graafs verdoolde wraak,
Die, ken ik hem terecht, zijn leet zal willen wreeken.
Rob. Ik zal in herders schijn zien met de vorst te spreeken,
Om niet bekent te zijn, des veins gravin en zwijg.
Erg. Komt binnen, want my dunkt, dat ik al honger krijg.
Rosania, Dinardo, Tancredo.
IN 't kort, hy eischt den vorst, wie durft dien eisch ontzeggen?
Din. Hy eischt met reght, men kan die eisch niet wederleggen.
Ros. Zo komt hy aan zijn dood, daar 't vrouwelijk gemoed,
Niet dorst besluiten tot het storten van zijn bloed
Ontziende 't grauw, dat zulk een moordt niet zouw vergeeten,
En komt hy nu om hals, het wordt den graaf geweeten.
Tan. En u mevrouw, die gaaft den vorst in 's graven hand.
Din. Best dat een dolle sterff, dan dat het gantsche land
Daar om te lijden heeft,
Ros. Een die ik wel mag misse
Tan. Hy is het oir van't rijk, het strijd met mijn gewisse.
Ros. 'T geschiet uit hoge noot, zijn eisch is ons een wet.
Tan. Indien men wil, de graaf wort licht'lijk neêrgezet,
En zal zich, onderricht van 't lot, daar uit te volgen,
Wel wachten zulk een hooft te knotten, hoe verbolgen
En grimmig dat hy zy, hy wisselt van beraad.
Ros Wie kreunt zich deze zaak, noch wy, noch d'onderzaat,
Men vaar maar voort, 't wort tijdt, wie wort hier toe verkozen?
Tan. Wie zal zijn vorst verraân?
Din. Gy zult die zinneloze,
Den kerker toebetrouwt, in een besloote koets
Vervoeren na de graaf: zoo met een handvol bloets
Van een bezeete mensch, die bloedwel is te stoppen,
(Die anders met haar sleept een tal van duizent koppen)
Dan ist barmhertigheid, dies noem het geen verraat, | 1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 64 |