Met hondert dusent mans, om dat de blauwe zee
Hun qualijck dragen cost. Alberi. Wat zijn het Sarasijnen?
Armelin. t'Zijn mooren, Torcken, al van als die daer verschijnen,
Ick vrees voor onderganck van't rijck soo t'niet en luckt
Dat Keyser Carel hun niet keert en neder-druckt.
Florellus Soo comt gy met dit volck? Arme. Neen, maer ick sal verclaren
Hoe dat ick ben gevolght door al de zeesche baren
Met eenen cleynen boot uyt liefde om een vrint,
Die my als d'appels van sijn ooghen heeft bemint,
Den prins Celindus, die my sijne trou beloofde,
Doch het seer haest vertreck ter zee, mijn hoop beroofde,
Want vreesende dat hy mocht achterblijven, door
De doot oft andersints, ben hem gevolght op't spoor
Toens hij vertrocken was met al de leger-gasten,
Ick met mijn Casteleyn die roeyden op de masten,
En't swaeyen van de vlaghs in mans habijt gecleet,
Tot dat ick op het lest ontcomen ben veel leet;
Nu is het soo dat daerentusschen mijnen vader
Mijn comst heeft achterhaelt, door iemant die verrader
Van mijne kennis was, doch heeft het stout bestaen
Vergeven, denckende dat was uyt min gedaen
't Gen' ick niet aen en sagh, want soo ick ben gecomen
Op d'oever bij het gros, heb ick terstont vernomen
Waer dat den prins mocht sijn, die ick naerspeurden, siet
En soo ben ick alhier geraeckt in swaer verdriet:
Ick weet dat hy my soeckt en is heel onverduldigh
Mits hy my niet en vint, terwijlen ick ben schuldigh
Te blijven op u slot tot mijn verblijden, want
Ghy den sachtmoedighsten sijt van dit heele lant.
Florellus Volmaecktewijse maeght, ick sal u sonder beyden
Noch desen dagh met vreught by uwen vader leyden
En lev'ren inde hant, waer door u bruygom can
Door d'echts verbintenis sijn u ghetrouwen man.
Armelin. Ick val voor u te voet, mijn hulp staet in u handen.
Florellus Ick wil uyt wraeck-lust my van daegh oock gaen verpanden
Aen u heer vader, nu het my tot vreughden streckt,
Dat hy hem op mijn oom den Keyser Carel wreckt,