LTK 2315
[Folio 4 verso]
Staat pal gelijk een Rots, in t Barnen van de Baaren: Al woedt de Helvorst zelv, met zijn gevloek- te schaar: Gods Almacht vrijheyds stoet ontrukt de gevaaren, Buk nooyt den vrijen Nek voor de Ge- weldenaar:
Uw Vrijheyd word Belaagd, O Braave Batavieren! Haar Throon schud reeds: Haar val is al Bereydt: Vervloekte Aterling! Zoud gij dan zege vieren: Neen Vlúcht van Bato’s Erf, úw val is reeds bereyd:
[Folio 5 recto]
S Lands Vaderen Waaken: Ja die Troúwe Palinúúren Behouden Vrijheyd in het vervoorzienend Oog, S’ Omheynen Neerlands Thuyn, als met metaale múúren Zij zorgen voor ons Heyl, wat ook de vij- and Poog: Vaar dierbre Vadren Voort, voor ú doe ik mijn zúchten Daar Gij mijn Vryheyd schraagt, na t On genaakbaar licht. Met Ziels gebeden, uyt mijn vryen Boezem vlúchten Leer, Leer den Aterling, door Themis zij- ne Plicht.