1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 16

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Rijntje, Floris, Morosin, Lucinde.

Rijn. Heer graaf zijn majesteit ontbiedt u strax ten hoof,
Mor. Zijn majesteyt:
Rijn. De vorst.
Mor. Gaa heen, ik volg.
Flor. Wy dragen
Zulk antwoordt aan geen vorst, dat liep licht uit op slagen,
Off voor een week off twee te water en te brood,
Men keert niet zonder u, terwijl men 't ons gebood.
Mor. Zijt gy maar met u tweèn?
Rijn. Noch dertich: dees verbeiden
Uw komst.
Mor. Waar toe zoo veel?
Rijn. Om u ten hoof te leiden.
Mor. Noit was mijn moedig hert ten hooff te gaan beducht,
Gewis de koning was 't, die is my straks ontvlucht;
O spijt, ik heb geen macht, om zulk een macht te keeren,
Ik ben genoeg onteert, wat kan my meêr onteeren?
Binnen.
Luc. Wat liep mijn leven, en mijn Konings eer gevaar,
Doch nu door dit ontbodt weêr in zijn vryheidt: maar
Waarmeê vergelde ik dit, ik geeff aan u mijn leven,
Mijn prins gy gaaft het my? wie kan ik't nader geven.

Dinardo, Rosania.
'T Is tijdt mijn landt prinsces dat gy naar hoogheit tragt,
Te meer terwijl 't geluk u vriendelijk belagt,
Ja bied u self de hand, om op den troon te stijgen,
Ontzegt geen Koningkrijk, dat niemandt kan verkrijgen
Ten zy, hy moedig is; begin eer't werd te laat?
De jonge koning zal zijn ingekropte haat
Uitstorten, die hy hield' voor Flippes dood verborgen;

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page