1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 55

OverviewTranscribeVersionsHelp

Here you can see all page revisions and compare the changes have been made in each revision. Left column shows the page title and transcription in the selected revision, right column shows what have been changed. Unchanged text is highlighted in white, deleted text is highlighted in red, and inserted text is highlighted in green color.

6 revisions
Ton Harmsen at Feb 19, 2018 07:28 PM

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 55

De Koning, Tancredo.
Kon. Waar is Domicio? waar heeft hy zich versteeken?
Tan. Hy ging van hier, om zelf zijn majesteit te spreeken:
Kon. Hoe! my?
Tan. O ja: wat maakt den vorst dus ongerust?
Kon. Tancredo waarde vrund, waart gy te regt bewust
Van mijn verdriet, gy zoud u meé niet konnen speenen
Van traanen, en misbaar, mijn luister is verdweenen,
Ik ben Lucinde quijt, mijn aangenaamste gloet
Is my ontrukt, ik zag die zon van 't laauwe bloet
Besprengelt en bespat, uit mijn gezigt verdwijnen,
God weet wanneer my ooit die leidstar zal verschijnen,
Had gy die schoone zon, den kerker en cippier,
Zo dierbaar toe-vertrout, verhuizen zien van hier,
En hoe ik haar voor 't laast omhelsd' in beid mijne armen,
Gy zoud u over 't lijk van mijn Lucind' ontfarmen,
Ja vreezen voor geen dood, en kiezen 't zelfde spoor,
Waardoor ik mijn godin, en hy zijn bloed verloor.
Tan. Wie dorst den moordtpriem in Lucindes boezem drukken,
En stortten 'teedel bloed op d'aard?
Kon. Wie zouw niet bukken,
Ja smooren onder 't juk van zo veel tegenspoets,
Doch ik en laat den moed noch om een hand vol bloets
Niet zinken, want ik word verhert in al mijn lijden,
Gy zult eer lang my zien gewaapend om ten strijde
Te trekken, met het swaard, my door een vrouw zo vals
Ontnomen, krijg ik 't weêr, zie toe, elk wacht zijn hals.
Tan. De koning treurt met recht, doch nademaal de reeden
Die gy tot treuren hebt, ons port tot droefheit mede,
Zo matig deze rouw, op dat de koningin
Haar in uw vreugd verheug met al het hofgezin,
Uw smart schijnt boven al haar majesleit te smarten,
Die al te zeer uw druk en droefheit neemt ter herten,

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 55

Kon. Hoe nu! word ik beticht met haar onnoos'le dood?
Ik zeg u andermaal, dat hy het bloedt vergoot,
Dat op dees vloer noch rookt van lauwte, en nu wil stremmem,
Dominico noch gy en zult my overstemmen,
Ik zeg dat hy 't vergoot, en blijf daar by, tot dat
Men my gelooven zal
Rijn. Daar 's niemant in de stadt
Die zulks geloven zal, doch laten wy 't volvoeren,
't Is tijt, meer als tijt.
Kon. Ik voel mijn geest beroeren
Nu gy vertrekken wilt: weet gy wel wat gy draagt,
Laat ik die schoone maagd, die my zo heeft behaagt,
Omhelzen, eer zy in die bornput wort gesmeten:
Hoe zal ik mijn Lucind', en 't hels bedrog vergeten?
Flo. De vorst verlaat het lijk, en hoor naar onderwijs.
Kom gaan wy.
Kon. Ach ik wil! tot dat mijn lief verrijs, ( Vertrek vry met het lijk) mijn leven hier verslijten:
Waar is mijn tweede ziel? koom onder dees tapijten
Van daan, uw vyand is vertrokken. deze slag
Zijt gy ontweeken, daar ik eerst geen raad toe zag.
Luc. Ach! hoe ontkoom ik best den toeleg der tyrannen?
Tot mijn en uw bederf zo heilloos t' zaam gespannen:
Mijn tweede ziel geef raad; wat staat my nu te doen?
Kon. Hier achter is een deur, begeef u door het groen
Der galderijen, tot in 't dorp naast aan gelegen.
Luc. Hoe! zal ik gaan alleen? ik kan noch padt noch wegen.
Kon. Daar is geen agterdogt op u, wy zijn om hals
Indien ik met u ga, de stiefmoêr is te valsch,
En zou, zo ras ik wierd vermist, de weg doen stoppen
Ter post met ruitery, ten koste van twee koppen,
Daar geen van tweên nu nood van heeft, dies gaat mevrouw,
Mijn drankbereider zal uw leitsman zijn, wiens trouw
Gy wel vertrouwen moogt, nadien ik s'heb genoten,
'K ontboey hem met gewelt, hier zit hy vast gesloten-
[]
Rosania, Dinardo, Reyntje, Floris.
Din. D 'uitvoerder van uw last verschijnt noch niet ten hoof.
Ros. Waar is Domicio?
Rijn. Haar majesteit geloof
Dat hy hier datelijk zal zijn met nuwe maaren.
Din. Zo gyze weet wild die dan aan mevrou verklaaren.
Ros. Ontdekt my 't geen gy weet.
Rijn. Lucind' is straks vermoort.
Din. Hebt gy 't gezien?
Flor. O neen mijn heer; maar wel gehoort,
En zijn op 't roepen van den koning toegeschoten.
Ros. Wat deed' Anthony doch?
Flor. Eerst heeft hij haar doorstoten,
Daar na beklaagt: hy had haar in zijn arm gevat,
En zag van 't laauwe bloet beklontert en bespat,
De traanen biggelden langs zijn besturve wangen,
Hy bleef gelijk een klits aan 't doode lighaam hangen,
Ja liet het nimmer los, hoe zeer men hem ook badt,
Tot dat hy endelijk van kermen moê en mat
Ons 't lighaam volgen liet, van druk ter neêr geslagen,
Wy hebben 't lighaam in een diepe put gedragen,
Op dat het brein, 't welk om zijn eigen doodslag mort,
Niet door 't aanschouwen van dit oogmerk erger wort.
Ros.Gy hebt zeer wel gedaan: vertrekt.
Din. Het waar gerade
Dat hare majesteit nu daadtlijk zijn genade
Den grave Morosin zijn zusters droeve dood
Te kennen gaf, en met zijn leger t' huis ontbood,
Om aan den moorder van zijn zuster zich te wreeken,
De lijfwagt zeid doch dat de prins haar heeft doorsteeken.
Zo doende zal de graaf zijn handen niet ontzien
Aan den verachte prins te slaan, op dat hy dien
Tot zoen van zo een moort en bloet door hem vergoten:
En of schoon deze kroon geen stoel noch deelgenoten
[]
Verdraagt, zoo schrijf nochtans dat dezen veldtheers loon
De derde plaats zal zijn op uw beroemde troon,
Dan zalmen 't derdendeel daar na wel eens besnoejen,
't gemene volk zal niet alleen de moort verfoejen,
(Met rijpen raad gedaan aan Flippes zinloos zaad)
Maar stooten licht den graaf ten land' uit om dees daad,
Indien het hem met een ten zoen van konings leven
Niet aan de strange wraak des hals-heers overgeve:
De graaf ontworstelt nooit zo veelderley gevaar;
Zo zijn wy vande vorst en graaf ontzlagen:
Ros. Maar
Wien zalmen als gezandt 't geheim des briefs vertrouwen?
Din. Wien nader, dan die hielp van eerst dees aanslag brouwen.
Daar komt Tancredo zelf:
Rosania, Dinardo, Tancredo.
Din. Tancredo, nademaal
Des graven zuster nu van kant is, en men 't staal
Van den gestoorde graaf ontziet met grote reeden,
Zo is het meer als tijdt, dat gy hem weêr te vreden
Zult stellen door een brief, waar in haar majesteit
Den vorst betichten zal met dit moorddadig feit,
Om ons t'ontschuldigen; voorts zult gy hem beloven
Het derdendeel des rijks, op dat hy zich ten hove
begeve met zijn heir, en onze zijde kies,
En aanden dullen prins het zusterlijk verlies
Verhale, en zo haar bloed op ' s konings kop doe druipen;
Dit zult gy mondeling met Morozin bekuipen,
Op dat hy met de hand der koninginne niet
Bewijs, dat zy hem zelf tot deze doodslag riedt;
Waght tot haar majesteit, en ik die heb geschreven. Binnen.
Tan. Rosania gebied als koningin, wy leven
Op hoop; want daar en is geen heer ten hoof, hoe groot,
Of vind zijn erfregt, en zijn deel wel na haar dood.
[]
De Koning, Tancredo.
Kon. Waar is Domicio? waar heeft hy zich versteeken?
Tan. Hy ging van hier, om zelf zijn majesteit te spreeken:
Kon. Hoe! my?
Tan. O ja: wat maakt den vorst dus ongerust?
Kon. Tancredo waarde vrund, waart gy te regt bewust
Van mijn verdriet, gy zoud u meé niet konnen speenen
Van traanen, en misbaar, mijn luister is verdweenen,
Ik ben Lucinde quijt, mijn aangenaamste gloet
Is my ontrukt, ik zag die zon van 't laauwe bloet
Besprengelt en bespat, uit mijn gezigt verdwijnen,
God weet wanneer my ooit die leidstar zal verschijnen,
Had gy die schoone zon, den kerker en cippier,
Zo dierbaar toe-vertrout, verhuizen zien van hier,
En hoe ik haar voor 't laast omhelsd' in beid mijne armen,
Gy zoud u over 't lijk van mijn Lucind' ontfarmen,
Ja vreezen voor geen dood, en kiezen 't zelfde spoor,
Waardoor ik mijn godin, en hy zijn bloed verloor.
Tan. Wie dorst den moordtpriem in Lucindes boezem drukken,
En stortten 'teedel bloed op d'aard?
Kon. Wie zouw niet bukken,
Ja smooren onder 't juk van zo veel tegenspoets,
Doch ik en laat den moed noch om een hand vol bloets
Niet zinken, want ik word verhert in al mijn lijden,
Gy zult eer lang my zien gewaapend om ten strijde
Te trekken, met het swaard, my door een vrouw zo vals
Ontnomen, krijg ik 't weêr, zie toe, elk wacht zijn hals.
Tan. De koning treurt met recht, doch nademaal de reeden
Die gy tot treuren hebt, ons port tot droefheit mede,
Zo matig deze rouw, op dat de koningin
Haar in uw vreugd verheug met al het hofgezin,
Uw smart schijnt boven al haar majesleit te smarten,
Die al te zeer uw druk en droefheit neemt ter herten,