KB 760 E68

ReadAboutContentsVersionsHelp
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 21

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 21

Een meenigte Soldaten, Jongens en Wijven met pak en zak.

1. Sol. Wat drommel dat de trom zo vroeg begon te roeren? 2. Sol. Waar of die dolle haan ons wel na toe zal voeren? 3. Sol. 'T is wonder dat de graaf des hartogs ampt bekleed? 4. Sol. Het is my seeker van des hartogs wegen leed. 1. Sol. Wel waarom? 4. Sol. Vraag jy dat, hy is te jong van jaren, Die dolle duyvel zal ons leven niet veel sparen, Het is een droes, die na een Turk vijf, ses niet vraagt: 1. Sol. Met regt het ons gewaagt, daar hy zijn leven waagt. 2. Sol. Maar deze vroege togt, die zou my wel doen denken Dat hy den vyand door verrassing zoekt te krenken, Hy leidt voor Sfetisgrad, en hengelt na dit rijk, En hoort hy onse komst, hy neemt wel ligt de wijk: Maar houd wat droes is dat, die dus het volk te keer, gaat: 3. Sol. Hy kom ons niet te na, of denk eerst datmen weer, staat.

Dinardo. Hoe nu soldaten. houd? waar heen vervloekt gedrogt? 1. Sol. Wy weeten niet waar heen, men prest ons tot dees togt. Din. En zonder mijne last? wie durft zulks onderwinden. 2. Sol. Houd dreigt niet, of ik zal't verhaal weèr aan u vinden. Din. Hoe! draagt gy geen ontzag? kent gy uw veldheer niet? 2. Sol. Ons veldheer wel, en u versteken van't gebied; Vermits de wakkre graaf dit ampt is opgedragen. Din. Hoe! Morosin? 1. Sol. Gewis't begon noch naau te dagen, Of al het manlijk heir qum op de trommelslag, Om onder Morosin te trekken, voor den dag. Din. O dwase jongeling; stil, 't veinzen zal best voegen; Soldaten 't valt my swaar, doch'k heb een goet genoegen, (Schoon dat ik zonder reên het veldheers ampt verloor)

Last edit about 6 years ago by T. Vergeer
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 22

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 22

Vermits zijn majesteit zo dap’ren man verkoor, Die zijnen vyant durft verschijnen onder d’ oogen, Dees keur en heeft den vorst in ‘t kiezen niet bedroogen, Ik heb den graaf gezien, toen ik het heir gebood, In’t midden van de dood niet vrezen voor de dood, Het is een braaf soldaat, in al zijn handel vaardig, En alles overwikt, hy is mijn ampt wel waardig. Soldaten endelijk zo wensch ik tot besluit, Dat gy te rugge keert verrijkt met Turkze buit, Dat uwe veldheer mach, bestuwt met halve maanen Den Turk ontrukt, zijn weg door alle straaten baanen, En met een lauwerkrans, wel waardig zijne jeugd, Wert ingehaalt van ‘t volk met handgeklap en vreugd. 1. Sol. Mijn heer, uw edel hart laat gy genoegzaam blijken.

Sargiant. Soldaten op ‘t is tijt, men blijft hier niet staan kijken, Elk stel zich in ‘t gelit, de voortogt trekt alree. Binnen. Din. Het lijf blijft hier, en mijn gedachten trekken mee, Wie zag de vleugels van zijn hoop so schielijk korten? Zal ik mijn klagten voor den laffen prins gaan storten? ‘ T ontdekken van ‘t verraat heeft my mijn ampt berooft. Gae ik ten hoof, ‘k gae licht ten koste van mijn hooft, En ‘t vluchten mocht de zaak, die dicht kan zijn, ontdekken: Wat staat my dan te doen, te blijven, of vertrekken? O neen ik blijf! wel licht dat ‘s graven zusters min Den lossen jongeling dees wissel bragt in ‘t fin; Ik geef my dan ten hoof, en zal mijn klagten uitten, Om dat ik nu mijn list, geweld, en hoop zie stuitten.

De Koning, Rosania. Ros. MYn heer zo vroeg van ‘t bedt? Kon. O ja mevrouw, de slaap Den

Last edit over 6 years ago by I.M. de Bonth-Weekhout
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 23

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 23

Den vorst door zorg voor 't volk, den herder voor het schaap Zo wel geen rust vergunt, als ampteloze lieden Die zonder eed'le zorg niets hebben te gebieden; Ook stond ik vroeger op, als na gewoont', om het Ontzaglijk heir te zien, dat heden tot ontzet Van Stetisgrad vertrok. Ros. Hoe! zijn zy dan aan 't trekken? Kon. De Zon zijn aangezigt met wolken ging bedekken, Ja gund' aan 't heir nu niet zijn alderminste straal, Mits hy de wederglans ontzag van 't flikk'rend staal. Ros. 'T is vremd de hartog my van dit vertrek niets zeide: Kon. 'T is niet, vermits hy nu het heir niet zal geleiden, Ja ligt van het vertrek des legers zelf niet weet: Ros. Waarom mijn heer? Kon. Vermits dees togt geen uitstel leet, Zijn degen was verroest. Ros. Wie zal zijn ampt bekleden? Kon. De grave Morosin. Ros. Wel hoe mijn heer, wat reden? Is Morosin dan meer ervaren in 't geweer? Kon. Dat zeg ik niet. Ros. Mijn heer de graaf is al te teer, Om zulk een zwaaren last op zijnen hals te leggen, Wat zal Albania, wat zal de hartog zeggen? Gewis hy werd gehoont: Kon. Met allen niet, mevrouw, Ik heb zijn raad van doen, dies ik hem by my houw, Hy is een twede Mars, in krijgstugt wel ervaren, En wat de graaf belangt, schoon noch vry jong van jaren, Hy wijkt den hartog niet, en Scipio begon Noch vry zo jong als dees, en blonk gelijk de zon; Ja heeft in zijne jeugt den lauwerkrans verkregen; En 's graven dapperheit voorzeit my meê zijn zege. Ros. Het zy zo 't wil, ik vrees voor enig ongeval. Kon. Daar komt de hartog zelf.

Wat

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 24

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 24

Ros. Wat of dit wezen zal? Hy staat gelijk een beeld, dat hand, noch voet kan roeren. Dinardo. Zal Morosin dan 't heir van zijnen Koning voeren? Vertrouwt men dan 't onzet van Sfetisgrad den graaf? Kon. Hoe nu vermete mensch, mijn onderdaan, mijn slaaf, Laat gy u reukeloos verrukken van uw pligten? Wie zou zulx zonder last, en mijn gebodt verrigten? Din. Dit's dan mijn loon in't endt, dit 's hartog al uw eer, Die Flips den zege bragt door dit gevreest geweer, Geverft in 's vyandts bloedt, ja druipend van mijn wonden Heb ik mijn vorst een heir van slaven toegezonden: Veel Bassen neêrgevelt, en Mechas halve Maan, Den Turk in 't veld ontjaagt: maar 't zouw wel anders gaan Indien mijn zuster meê waar schoon, en nog te vryen, Dit is dan voor mijn dienst en eer behaalt na 't stryen. Kon. Hoe tergt men ons geduld, en 't koninglijk ontzag, Dat mijn langmoedighidt op my zoo veel vermag, Weet dat mijn moeder dank? door diensten menigvuldig Ben ik den graaf veel meer, als deze krijgsstaf schuldig, En aan zijn zuster ben ik nergens in verpligt, Uw opgeblasentheit beschuldigt my te ligt. Din. Ik zeg de waarheidt. Kon. Hoe; durft gy nog langer schelden, Gy liegt, dat gaater door, het zal uw leven gelden Ros. Mijn Soon bezoedelt niet uw handen met zijn bloedt, Dinardo zwicht, en val zijn majesteit te voet: Din. Heb ik, door spijt verrukt, my al te grof vergrepen, Zoo laat de naam van slaaf, die fauten met haar sleepen, Uw onderdaan versoekt vergifnis van zijn schuld, Kon. Spreek my daar na, doch verg niet meerder mijn geduld. Binnen.

Last edit about 6 years ago by Roland de Bonth
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 25

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 25

Dinardo, Rosania.

Wat sal dit zijn mevrouw? Ros. Ik zouwdt den hartog vragen. Din. Princes zouw ons geheim wel over zijn gedragen? Ros. Ik vreest, want in de plaats, dat hy uw hoon verzoet, Zoo toont hy zich vergramt, en meer en meer verwoet. Din. Wat staat ons nu te doen? Ros. Ach was dit noit begonnen; Din. Hy moet verwonnen, of wy moeten zijn verwonnen. Ros. Swijg hartog, zie wel toe, wie dat daar ginder koom. Din. Vorstin 'tis van mijn raadt, verban dees yd'le schroom: Ik vind geraadzaam hun ons ongeval t'ontdekken.

Dinardo, Rosania, Domicio, Tancredo.

Dom. Men nader. Tanc. Ist geheim zoo zullen wy vertrekken. Din. Gy heeren komt te recht, 't dient langer niet gewagt, 'K ben buiten twijfel, by den Albanois verdagt, En mis ik niet, zoo is ons' ondergang geswooren, Voor eerst heeft hy den graaf in mijne plaats verkooren, Door wulpsche min vervoert, en doet mijn huis die schand. Dom. Hy ruim Albania, men spaar geen dwingeland: Din. Maar zonder magt van volk, wie kan hem 't rijk doen ruimen? 'K ben van mijn ampt berooft, hy leid noch op zijn luimen, En zal door lozer laag voorkomen ons verraad. Tan. Men help hem dan van kant. Ros. Men volgh een vrouwen raat, En staak dit opzet, na mijn oordeel al te bloedig. Din. Beswijkt mevrou? Ros. O neen, ik ben noch even moedig: Maar d'inzigt die ik heb vind gy te zamen goed: Want wie men schuldig vind aan 't storten van zijn bloed, Die zy getroost met een zijn lijf daar in te schieten,

Last edit about 6 years ago by Guest User
Records 21 – 25 of 87