KB 760 E68

ReadAboutContentsVersionsHelp
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 11

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 11

ge lijfwacht ontweldigt hem het lijk van Domicio, 't welk zy, door ordre van Domicio zelf, (terwijl zy meenden dat het Lucinde was) in een put werpen. De koning helpt Lucinde met zijn drankbereider (die door Dinardo ook vastgezet was) uit de gevankkenis, ondertus schen loopt het gerucht, dat Lucinde door den dollen koning ver moort is, waar op Rosania Tancredo afvaardigt om den veltheer Mo rosin zijn zusters doot bekent te maken en Anthony te beschuldigen. I V. Morosin vol haat en toorn maakt stilstant van wapenen met den Turk, en verbint zich met den Bassa Sinam, om gelijkerhant met beî de legers naar de hooftstadt Croye te trekken, Anthony over Lu cindes moort te straffen, en het rijk te leen vanden grooten heer t'ont fangen. Lucinde verschuilt zich terwijl op 't lant en doet Robbrecht naar den koning verneemen; d'afgezonde Tancredo komt te rug Ro sania aandienen, dat Morosin den koning Anthony in handen wil hebben; hier op wert Tancredo belast den gevangen vorst in een be sloote koets na den graaf te voeren. Ondertusschen koomt Lucinde door hulp van Robbrecht vermomt by Anthony, wien zy een pook in een mande met fruit brengt, en de twee wachters helpt afmaken; doch op het punt van vluchten, wert Anthony van Tancredo, die op't flag komt, aangehouwden en op een koets geworpen, om naar den graaf te brengen. V. Hier op wert Rosania aangezeit dat Morosin met den Bassa voor de poorten zijn, en met een gedeelte des legers, tot hun verzee kering, intrekken; dit beweegt haar om Tancredo het overleveren van Anthony te verbieden tot nader last. Morosin komt op 't hof en de Bassa maakt het lant chijnsbaar onder zijn kaizer, en Rosania moet den gevangen koning afstaan, en last geven tot d'overleveringe. ein delijk maken eenige soldaten, die de lantbestiering van Rosania wars waaren, een oploop, en rukken den koning uit de handen van Tancre do. De vorst toont zijn verstant en oordeel, verhaalt zijn stiefmoe ders schelmery, en verzoekt haar gehoorzaamheit en hulp, trekt ein delijk naar het leger van den graaf, 't welk hem toe, en den Turk op 't lijf valt en ter stadt uit slaat. hier op trekt de verloste koning na zijn hof, daar Rosania, Dinardo en den Bassa zijn majesteit te voet val len. Morosin zijn zusters leven, en eigen onbedachtheit, en eindelijk haar

Last edit over 6 years ago by I.M. de Bonth-Weekhout
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 12

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 12

haar ongeluk hoort verhaalen, en haar gelukkig omhelst. Ten laasten neemt zijn majesteit Lucinde voor koningin en gemalin, en Robbrecht voor kamerling aan. Morisin wert in zijn veltheers ampt bevestigt, en des konings nicht ten huw'lijk gegeven. Sinam ontslaagen verzonden, en Rosania raakt met haaren hartog Dinardo in ballingschap, en ons toonneelspel ten einde.

Het Toonneel is binnen, en een mijl twee of dry van Croye.

PERSONAADIEN: Anthony, koning van Albanien. Morosin, een graaf, broeder van Lucinde. Lucinde, bemint van den koning. Rosania, stiefmoeder des konings Dinardo, een hartog en veltheer. Tancredo } Twee graven. Domicio Finardo, hofmeester des konings. Celio, kamerling. Tebandro, } Twee staatjongens. Cloro, Filippo, 't hooft der gemeente. Robbrecht, des konings drankbereider. ------------------------------------------------- Reyntje, } Twee lijfwagten. Floris, Zargiant. 1 } Albanoiser soldaten. 2 3 4 Ergastus, een harder. Tirsius, harders jongen. Stommen. Valerio, hopman van de lijfwagt des konings. De gemeente der Albanoiseren. Het leger der Albanoiseren. Het leger der Turken.

Last edit about 6 years ago by T. Vergeer
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 13

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 13

Eerste bedrijf. De Koning, de graaf Morosin, en Lucinde. Luci. Houd broeder. Mor. Ga ter zijde, en laat my los, eer 't staal Uw boesem open' en bespreng mijn vaders zaal Met eer'loos bloed, laat los, laat los, laat los gy snode, Dat ik hem ken, die zo bedekt'lik is ontvlode, En nu zo stout noch is, dat hy my hier verwagt. Luc. Te minder hoort hy by den graaf te zijn verdagt? Mor. Hoe des te min verdagt, heb ik hem niet belopen In uw vertrek? hy zal het met de dood bekopen, Ten zy hy my voldoe, wie dat hem derwaarts joeg, Of wat hy daar verloor: maar 'k vrees dat hy genoeg Aan u gevonden heeft? Luci. Hoe graaff aan my gevonden, Ik weet wel dat ik ben door 't bloet aan u verbonden, En u mijn eer ten dele aangaat als broeder: maar Niet als gemaal; gy spreekt Lucindes deugt te naar, Terwijl gy 't eerbaar hert met oneer durft besmetten, En hier uw tong, en kling op deze boesem wetten. Mor. Foei dat ik dulden zou zo duldeloze schand, Laat los, noch eens laat los; Luci. Aylaas houd broeder: want Hy heeft u nooit misdaan: Mor. Meer als te veel Lucinde? Off kan hy niet misdoen die 'k in uw kamer vinden? Wie kan het anders zijn, ô hoon, als die 't genot Van uwe schoot genoot, en drijft met my den spot? Luc. Heer broeder laat de drift uws gramschaps recht en reeden Niet overtreên, ik zelff en ben niet wel te vreeden Mits gy hem in 't vertrek, ja in mijn slaapplaats vond; Ik wenschte datmen wist, wie dat hem derwaarts zond?

Last edit about 6 years ago by T. Vergeer
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 14

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 14

Zouw een van mijn gezin haar wel zo wulps vergeeten En overtreen haar plicht? Moro. Dat dientmen dan te weeten. Ik nader hem en vraag wie dat het van hun zy: Maar neen Lucinde, neen, het blijkt genoeg, dat gy Hem last gaafft; geen gezin heeft hem by u versteeken? Wat houd my dan, laat los, ik wil my aan hem wreeken, Fy dat de gaile min Lucinde dus vervoert: Hy staat gelijk een beeld, dat hand, nogh voeten roert: Vlucht rover van mijn eer, wat laat de schelm sich voorstaan, Verrader acht gy my laff hertich, ‘t zalder door gaan: O neen ik ducht hy zy veel groter heer als ik, Het zy dan wat het wil, ik nader Luc. Ach ik schrik Houd broeder. Mor. Spreek gy, mensch, off spook, wilt u ontdekken? Wat soekt gy hier, wat min, wie kon u herwaarts trekken, Noch eenmaal wie gy zijt, spreek eer het u berouw, Nogh andermaal zeg op wat soekt gy? Kon. ‘K soek mijn vrouw, Binnen. Mor. Is deze uw vrouw. Luc. Hy’s wegh. Mor. Ik zal zijn vlucht dan stuiten: Luc. Vertoeff wie weet wat volk, dat hem verwagt daar buiten? Mo. Hoe zal ik dit verstaan: wie weet wat volk hem waght: Onteerde vrouw, gy weet wel wien ik deze nacht In uw vertrek beliep, en kunt, het niet ontleggen: Want gy verspraakt u zelff, en nu zult gy ‘t ook zeggen: Luc. Lucinde zei noch oit, het geen zy niet en wist: Mor. Hy zocht zijn vrouw, en moet haar hebben hier vermist En uw lichtvaardigheit veinst daar niet aff te weeten, Onkundig heb ik u tot deze tijt versleeten! Luc. Daar ik veel dochteren ten hove bij my hou, Is’t vreemt dan, dat ik niet en ken dees man zijn vrouw? O neen

Last edit over 6 years ago by I.M. de Bonth-Weekhout
1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 15

1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 15

Mor. O neen Lucind’, ik vrees hy heeft u uitgelezen, Slaa acht, en ziet gy geen verand’ring in mijn wezen, Ik voel mijn eer gequetst, mijn strijdtbare arm gemandt, Om door uw dood ons huis t’ontlasten van die schandt? Maar ‘t broeders hert schijnt tot medoogentheydt te neigen? Wie dorft des graven eer met zulk een schipbreuk dreigen, Nu zeg my dan wie ‘t was, en help my uit den dut, Op dat ik noch in tijdts uw val, en my beschut: Want is die vluchteling uit edel bloedt gesprooten, Ik staa het toe, vermits hy meerder heeft genooten, Dan d’eer toelaaten mocht, en twijffel niet gravin, De hemel hoort ons aan, ontdekt my dan uw min. Luc. Heer graaff heb ik u oit hier reden toe gegeven Door zoek van dagh tot dagh mijn wandel en mijn leven, Hebt gy wel oit aan my lichtvaardigheydt bespeurt: Mor. Ja nu, dies swijgh voort aan. Luc. Die niets en heeft verbeurt En zijn gewisse kent bevrijt van zulke vlekken, Die mach voor yeder een zijn onschuld wel ontdekken: Mor. Het bleek my veel te klaar, en nu gy zulks ontkent Ist zeeker, dat gy zijt aan deze lust verwent, Ja tracht int heimelik noch langer min te pleegen: Maar neen zy is ontdekt: mijn deughd stelt sich daar tegen, En lijd die schandvlek niet verduldigh in zijn bloed, Ontrouwe, zijt gy zoo van jongs aff op gevoed, Neen; vader gaff u wel een and’ren les int leste, Nu die vergeten is, geeft gy uw schoot ten beste Aan een vermetelen, die ‘t huis te schande maakt. Luc. O bitse tong, die zoo veel valsche laster braakt En quetst uw susters eer, houd op, houd op met schelden, Daar zoo veel dochters zijn moet ik ‘t alleen ontgelden? Hoe komt Lucinde doch in zulk een quaat gelooff.

Rijntje

Last edit over 6 years ago by I.M. de Bonth-Weekhout
Records 11 – 15 of 87