1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 77

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Dit strooitmen uit, verdicht by stiefmoers looze vondt,
Gy ken dat monster niet, men peilt ten hoof geen grondt.
Zal dan Rosania mijn vaders troon bekleeden?
Ay veld uw vonnis vry! ik ben daar mee te vreeden;
Gy hebt mijn ongeluk verstaan, en ‘t ongelijk.
Alt’samen. Wy kennen u alt’zaam voor ‘t opper oir van ‘t rijk,
Gereed om goed en bloed in uwen dienst te waagen.
Kon. Nu luistert voor het laatst, en schuwt de looze laagen
En strikken al te schelms tot uw bederf bereidt,
Door een getrouwe mond my uit de stad gezeidt;
‘t Is met dees staat gedaan, ten zy men ‘t zoeke te stuitten,
Wat heeft zy aan de Turk in goed en bloed belooft?
Bevruchte vrouwen, ach! wat hangt u over ‘t hooft,
Hoe node zult gy van uw vruchten kunnen scheiden,
Tot hondert in ‘t getal zult gy uw zoons geleiden
Den grooten heer ten dienst, voor eens niet, maar om ‘t jaar,
Hier keurt men niemand vry, want alles loopt gevaar;
Hoe kan de moeder zulk een leet, en lot verduwen,
Doch zo men my gelooft, men zal dat looten schuwen,
En vallen hun op ‘t lijf, die u zo schelms en vals
Verkochten, en dit juk vast schooven op den hals;
Nadien de Bassa nu is binnen Croyes wallen,
Zijn leger zonder hooft en zonder achterdocht,
Wie weigert aan zijn vorst om vryheid zulk een tocht?
Alt’samen. Wy zijn geree, val aan men zal u niet beswijkken.
Kon. Zo zal ik noch van daag met God den lauwer strijkken.
Ontboeit my; zo, elk vat de waapens in de hand;
Val aan, wy strijden voor de vryheidt van het land.

Lucinde, Robbrecht
Luc. Wat schrikkelijk gedruis o alte droevigh teeken,
De koning is vermoort, het heir schijnt op te breeken.
Rob. O neen mevrouw, de graaf is nergens na zo wreed,

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page