1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 53

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Rosania, Dinardo, Reijntje, Floris.

Din. D 'uitvoerder van uw last verschijnt noch niet ten hoof.
Ros. Waar is Domicio?
Rijn. Haar majesteit geloof
Dat hy hier datelijk zal zijn met nuwe maaren.
Din. Zo gyze weet wild die dan aan mevrou verklaaren.
Ros. Ontdekt my 't geen gy weet.
Rijn. Lucind' is straks vermoort.
Din. Hebt gy 't gezien?
Flor. O neen mijn heer; maar wel gehoort,
En zijn op 't roepen van den koning toegeschoten.
Ros. Wat deed' Anthony doch?
Flor. Eerst heeft hij haar doorstoten,
Daar na beklaagt: hy had haar in zijn arm gevat,
En zag van 't laauwe bloet beklontert en bespat,
De traanen biggelden langs zijn besturve wangen,
Hy bleef gelijk een klits aan 't doode lighaam hangen,
Ja liet het nimmer los, hoe zeer men hem ook badt,
Tot dat hy endelijk van kermen moê en mat
Ons 't lighaam volgen liet, van druk ter neêr geslagen,
Wy hebben 't lighaam in een diepe put gedragen,
Op dat het brein, 't welk om zijn eigen doodslag mort,
Niet door 't aanschouwen van dit oogmerk erger wort.
Ros.Gy hebt zeer wel gedaan: vertrekt.
Din. Het waar gerade
Dat hare majesteit nu daadtlijk zijn genade
Den grave Morosin zijn zusters droeve dood
Te kennen gaf, en met zijn leger t' huis ontbood,
Om aan den moorder van zijn zuster zich te wreeken,
De lijfwagt zeid doch dat de prins haar heeft doorsteeken.
Zo doende zal de graaf zijn handen niet ontzien
Aan den verachte prins te slaan, op dat hy dien
Tot zoen van zo een moort en bloet door hem vergoten:
En of schoon deze kroon geen stoel noch deelgenoten

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page