1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 28

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

En houw niet op van vrees, voor dat die loze slangh
(Die door haar quispelen uw voeten schijnt te strelen)
Waar onder dat zy zal haar personaadje spelen,
Zy by de nek gevat, voor 't spuwen van 't venijn,
Geen lozer volk ten hoof, als vrunden inde schijn,
En schoon zy voor uw glans haar haat schijnt in te kroppen,
Ziet zy gelegentheyt het kost gekroonde koppen:
Want nimmer schatte zy het konings bloed zoo dier
Als 't wel te schatten is; zy tragt na 't land bestier:
Geen pest, hoe zeer ten val vervloekt in koningrijken
Is by d'onlesbre haat eens vrouws te vergelijken:
Rosania die veinst, vertrouw haar niet te veel,
Mijn raad gevolgt, men vat die slang dan by de keel
Tot zy te stikken komt, zoo zal zy niet besmetten
Dit rijk met haar vergift.
Kon. Men zal daar stip op letten,
U raad is redelijk:
Tebandro.
Hier op het binnen hof
Verzoekt een statig man het koninglijk verlot,
Om daat'lik inder yl zijn majesteit te spreken?
Kon. Hoe nu Tebandro zijn uw oogen uit gesteken,
En ziet gy niet dat ik Lucindes licht aanschouw?
Teb. Wat wil zijn majesteit?
Kon. Gae vraag wie 't is : mevrouw
'T is stout, in haast gehoor te zoeken by een koning,
Noch stouter, nu 't verzoek geschiet in uwe woning,
Daar ik in vryheid met mijn lief te spreken dagt.
Luc. Mijn vorst zulks trekt tot eer van my, en mijn geslaght.
Teb. Hy wil den eed'len naam uws onderdaans bekleden.
Kon. Mijn dienaar steurt mijn vreugd, hoe nu, wat ydelheden;
En draagt hy geen ontzag, ik sweer hy sterven zal.
Luc. De koning hoor hem eerst, voor hy hem doem ten val.
Kon. Vraagh in wat ampt, dat hy mijn dienaars naam mag dragen:

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page