1650 Voorzigtige Dolheit Hof spel In five act Page 24

OverviewTranscribeVersionsHelp

Facsimile

Transcription

Ros. Wat of dit wezen zal?
Hy staat gelijk een beeld, dat hand, noch voet kan roeren.
Dinardo.
Zal Morosin dan 't heir van zijnen Koning voeren?
Vertrouwt men dan 't onzet van Sfetisgrad den graaf?
Kon. Hoe nu vermete mensch, mijn onderdaan, mijn slaaf,
Laat gy u reukeloos verrukken van uw pligten?
Wie zou zulx zonder last, en mijn gebodt verrigten?
Din. Dit's dan mijn loon in't endt, dit 's hartog al uw eer,
Die Flips den zege bragt door dit gevreest geweer,
Geverft in 's vyandts bloedt, ja druipend van mijn wonden
Heb ik mijn vorst een heir van slaven toegezonden:
Veel Bassen neêrgevelt, en Mechas halve Maan,
Den Turk in 't veld ontjaagt: maar 't zouw wel anders gaan
Indien mijn zuster meê waar schoon, en nog te vryen,
Dit is dan voor mijn dienst en eer behaalt na 't stryen.
Kon. Hoe tergt men ons geduld, en 't koninglijk ontzag,
Dat mijn langmoedighidt op my zoo veel vermag,
Weet dat mijn moeder dank? door diensten menigvuldig
Ben ik den graaf veel meer, als deze krijgsstaf schuldig,
En aan zijn zuster ben ik nergens in verpligt,
Uw opgeblasentheit beschuldigt my te ligt.
Din. Ik zeg de waarheidt.
Kon. Hoe; durft gy nog langer schelden,
Gy liegt, dat gaater door, het zal uw leven gelden
Ros. Mijn Soon bezoedelt niet uw handen met zijn bloedt,
Dinardo zwicht, en val zijn majesteit te voet:
Din. Heb ik, door spijt verrukt, my al te grof vergrepen,
Zoo laat de naam van slaaf, die fauten met haar sleepen,
Uw onderdaan versoekt vergifnis van zijn schuld,
Kon. Spreek my daar na, doch verg niet meerder mijn geduld.
Binnen.

Notes and Questions

Nobody has written a note for this page yet

Please sign in to write a note for this page